Muziek Streaming diensten: de marktwaarde van een muzieknummer

In een artikel op de blog van Follow the money schrijft Jesse Frederik dat hij begrijpt dat de country zangeres Taylor Swift een actie is begonnen tegen Spotify (#boycotspotify) vanwege de lage uitkeringen:

‘Piraterij is slecht voor de muziek­industrie, maar het institutionaliseren van een hopeloos verdienmodel is dat ook.’

In het artikel “POPCOUNTRYMEISJE KNOKT VOOR JUISTE ZAAK #BOYCOTSPOTIFY” betoogt Frederik dat sommige artisten klagen over het feit dat het vrijwel niets opbrengt en hun faillissement boven het hoofd hangt. Verder haalt Frederik een Noors rapport aan van het Noorse ministerie van Cultuur waaruit blijkt:

dat eind jaren negentig lokale muzikanten nog goed waren voor zo’n veertig à vijftig procent van de Noorse muziekaankopen, inmiddels was dat nog maar tien à vijftien procent.

Verder komen bij Frederik analisten aan het woord die stellen dat ook de streamingsdiensten zelf nooit geld kunnen verdienen omdat ze door de producenten en eigenaren van de nummers gehouden zijn een vast percentage royalities te betalen, zodat de kosten meegroeien met de opbrengsten.

Frederik stelt echter niet de vraag, of het voor de Noorse consument of voor het ministerie van Cultuur nu een probleem was dat er minder naar de lokale helden wordt geluisterd. En ook niet of in het oude verdienmodel van de muziekindustrie ook niet heel veel musici aan de bedelstaf hield.

Probleem is niet streaming en de vergoedingen daarvoor maar dat muziek vrijwel geen waarde heeft: er is gigantisch veel aanbod, en heel veel distributie-kanalen en dat zouden de muzikanten zich eerst eens moeten realiseren. Er is gewoon geen markt om al die muziekanten aan een bestaan te helpen. Dat enige muziekenten veel geld verdienen aan hun albums (en optredens) is alleen te danken aan een (niet-markt-transparante) toegang tot enige mass-media als TV en Radio. Dat zijn de markting kanalen en maar enkele hebben daar toegang toe. Dat zijn niet per definitie de beste muziekanten.

Soms kan iemand buiten de gecontroleerde kanalen van de muziek-producenten via het internet (Youtube met name) aan wereldwijde bekendheid komen. Maar voor de rest doet via internet distributie de streamingsdiensten hun werk in het bepalen van de marktwaarde. De opbrengsten uit streaming zijn m.i. de juiste prijzen en veel musici zouden daar wat meer over moeten nadenken, voordat ze beginnen te klagen en hun overheden vragen hun bij auteurswet gegeven monopoly verder moeten verstreken ten koste van de belangen van de consument.

NSA spionage: waarom zeggen politici daar niet meer de juiste dingen over?

Het is zeer opvallend dat onze eigen politici, maar ook de Europese bestuurders inhoudelijk, zeer merkwaardig, en niet adequaat reageren op de gigantische elektronische spionage die Amerika uitvoerd ook bij bevriende naties. Het lijkt wel alsof Amerikaanse en Nederlandse politici denken dat als het gaat om email en internet opeens andere wetten gelden over bescherming van burgerrechten.

Om dit uit te leggen een paar opmerkingen vooraf.

Natuurlijk kan Amerika, Rusland, China en zelfs Nederland volhouden dat deze landen voor hun “eigen” veiligheid met name in oorlogssituaties buitenlandse mogendheden en burgers zullen bespioneren vanuit hun nationale veiligjeid. Dat feit neemt niet weg dat het land waarin en -over men dan spionneert dit altijd als verkeerd, staatsgevaarlijk en illegaal zal aanmerken. Vaak staat op spionage de zwaarste straffen. Als diplomaten worden betrapt worden ze uitgewezen, bij het land bekende spionnen komen het land niet meer in, of worden gearresteerd en voor de rechter gebracht. Dat geldt uiteraard voor vijandige landen en organisatie, maar ook voor neutrale en bevriende naties: spionage is illegaal en spionnen worden vervolgd. Dat is een grondregel vroeger en ook nu nog steeds.

Ook Nederland doet aan spionage, en heeft daar hopelijk goede reden voor, maar als het gaat om het bespioneren van eigen burgers dan gelden ook voor de inlichtingendiensten regels en zijn er toezichthouders en rechters betrokken bij het handhaven van die regels. Omdat per definitie natuurlijk spionage alleen effectief is als het undercover gebeurd voltrekt het stellen van de doelen waarop de spionage zich richt en de methoden die daarbij worden toegepast buiten ons dagelijks waarnemingsvermogen, maar die regels zijn er wel degelijk. Daarmee beschermen we de rechten van de burgers, die in ons (grondwettelijk) rechtsteem er vanuit mag gaan dat haar gangen, ideeen en opvattingen niet naar willekeur en continu door de overheid worden nagegaan en gedocumenteerd. Dat zijn namelijk de verwerpelijke DDR- Stasi technieken, een vorm van overheidscontrole die we naar we mogen hopen ook in Nederland nog steeds als verderfelijk zien.

Dergelijke burgerrechten regels gelden geldt ook bij het “resercheren” van “gewone” misdadigers: daar zijn strikte regels voor, en een onafhankelijke rechter dienst bij overtreding in het belang van het onderzoek door de overheidsinstanties vooraf toestemming te geven.

Nu is het natuurlijk mogelijk dat bevrienden naties hun spionage activiteiten coördineren en verdelen als er “gevochten” moet worden tegen een gezamenlijke vijand. We delen dan wederkerig onze gegevens uit en verdelen ook de werkzaamheden. Zo doen bondgenoten dat en ze halen het dan niet in hun hoofd om hun bevriende naties daarenboven ook nog eens te gaan spioneren.

Nu terug naar de feitelijkheid van het opereren van de NSA zoals die uit de openbaar gemaakte stukken van Snowden duidelijk zijn geworden:

1. de macht die de NSA gebruikt om wereldwijd het internet af te luisteren is gebaseerd op US wetgeving die is gemaakt na de aanval door islamitische fanatici op de Twin Towers in New York.  Er is in Amerika wel degelijk een discussie of het op deze schaal afluisteren van de eigen burgers past binnen de grondwet, maar het afluistren van NIET US burgers staat niet ter discussie, immers dat doet de VS al zolang het bestaat en dat wordt vanuit het Amerikaanse perspectief ook geheel legaal gevonden. Alles wat de NDSA doet wordt dus in de VS goedgepraat als methode de burgers tegen terroristische aanslagen te beschermen.

2.

Ook het Financieel Dagblad is gevallen!

Groot in het nieuws: ook het Financieel Dagblad is op 26 maart uitgekomen met een kleiner formaat krant. Niet het platvloerse Tabloid maar het chique Zwitserse Berliner formaat, tot voor kort vooral een formaat voorbehouden aan zogenaamde top kwaliteitskranten uit het Duitse taalgebied, die zich vooral kenmerkten door veel tekst, ingetogen koppen en nauwelijks foto’s, en bij ons voor de meeste mensen bekend van het oude formaat van Intermediair toen het nog inhoud had waar je in Nederland rekening mee wilde houden.

Ongetwijfeld is deze operatie voor het Financiële Dagblad een actie in het kader van de vlucht vooruit: “hoe redden wij het gedrukte dagblad van haar naderende ondergang”. Het antwoord of deze formaat-wijziging gaat helpen kan nu al gegeven worden: niet dus.

In tegendeel, want het grote formaat van de krant is bijna (afgezien van de in dit internet tijdperk nieuwe op de doelgroepen afgestemde wijze van berichtgeving) het enige pluspunt van een gedrukte krant.

Immers een krant is een zogenaamd browsend medium. Dat wil zeggen: niemand leest de krant van het eerste artikel op pagina 1 tot het laatste artikel op de laatste pagina, en uitsluitend in die volgorde! Iedere kranten lezer pakt uit het totale aanbod een kleine selectie, kriskras, soms van achteren naar vormen (geldt zeker voor ook voor tijdschriften). Als je meer tijd hebt meer artikelen, bij haast en kleine momenten van rust een aanzienlijk minder aantal.

En wat helpt bij het browsen door de koppen en artikelen, wat doet de sensatie van ik als lezer kies en ben tevreden dat ik ook nu weer wat van mijn gading gevonden heb, ja juist het formaat, hoe groter hoe efficiënter, sneller, accurater ik de beslissing kan nemen een artikel te gaan consumeren. En dat maakt, naast een paar ander zaken, die krant nog steeds superieur aan de zeer beperkende browsend vermogen van een doorsnee beeldschermpje waar de mensheid nu voor een groot deel van zijn informatie behoefte aan is veroordeeld.

Ik moet zeggen dat onze grootste kranten uitgever van Nederland De Telegraaf dat in ieder geval heeft begrepen, want na wat testjes is het nog steeds en groot formaat krant en zijn recente APP op de iPad is extreem ingesteld op de browsende functie.

Natuurlijk is het formaat niet doorslaggevend voor de kans om het gedrukte dagblad te laten voortbestaan. Aanpakken van de oude kosten, structuren, CAO’s, wijze en kosten van drukken, wijze en kosten van distributie, inhoud en onderwerpen selectie, positionering en doelgroep beleid zijn zeker even belangrijk. Maar waarom in deze tijd de bestaande kranten een asset zo gemakkelijk opgeeft is mij een raadsel.

NPO heeft het niet begrepen: de TV revolutie moet nog komen

De ‘internet/sociale Media” revolutie waar we op dit moment mee te maken krijgen, zal op de manier waarop de consument televisie kijkt en gebruikt nog radikaal gaan veranderen. Dat dat nog niet gebeurd is, heeft te maken met (a) het nog ontbreken van de juist techniek in de gemiddelde TV-toestel en (b) het feit dat de televisie-producenten zich nog kunnen wentelen in een onbegrijpelijke bescherming van hun business door wetten, regelgeving en vriendjes in de politiek. Maar het is onvermijdelijk dat hun kunstmatige monopolie tot de distributie van programma-streams van een min of meer herkenbaar format zal eindigen. Je kunt daarbij ook niet vertrouwen dat de vermeende kwaliteit van hun programma’s ze wel door moeilijke tijden heen zal helpen.  Dan helpt het label “Publieke Omroep” of “NPO” ook zeker niet.

Laten we eerst eens proberen te beschrijven wat de kenmerken van televisie zijn en waarom de TV zo in korte tijd populair is geworden:

1. TV doodt de tijd; een passieve tijdspassering van heel veel Nederlanders die anders niet zouden wat ze moeten doen met hun tijd; het verdrijft verveling dat dat vindt men geweldig.

2. Televisie is principieel niet INTERACTIEF. Het is een passieve tijdsbesteding waarbij het enige wat interactief is aan de afstandsbediening, de knop die je brengt naar een kanaal, die iets uitzendt dat past bij je stemming en belangstelling van dat moment, en waar je hoopt de rest van de tijd verder door de samenstellers van de zender te worden vermaakt. Dus hoe minder zappen hoe gelukker men dus blijkt te zijn.

3. Televisie kijken is een sociaal gebeuren. Het hoeft niet maar er is toegevoegde waarde door het gezamenlijk kijken, becommentarieren, delen en ondergaan van een programma. het geeft je ook in jouw sociale omgeving de onderwerpen waarover men kan praten. Het is dus sociaal door gezamenlijk kijken en door de generatie van gespreksonderwerpen. Overigens hoe meer kanalen en zenders hoe minder de rol van ‘social sharing!’

4. Televisie kijken is voor de kijker een goedkoop/gratis tijdspassering.

Als men deze kenmerken als uitgangspunt neemt dan constateren we verder:

a. achter een computer zitten, een tablet bedienen e.d. is een principieel andere activiteit: je moet in een interactieve mode zijn en je doet het in bijna alle gevallen in je éentje. je zit niet met een groep om een laptop of met een tablet op je schoot. het brengen van je computer op je TV heeft dus geen zin en ook het brengen van TV op je laptop heeft alleen zin, als je hem in je passieve stemming als TV gebruikt (het is en blijft een scherm nietwaar) of het programma een achtergrondskanaal is waarbij je daarnaast gewoon met andere dingen bezig kan zijn, zoals je de radio aan kan hebben staan terwijl je een rapport schrijft op je computer.

b.  een televisie kijker heeft behoefte snel een programma te vinden die past bij de stemming. dat gaat het beste als het (grote) aanbod van programma’s een grote mate van voorspelbaarheid hebben, zowel wat betreft inhoud als tijdstip. Mensen leren snel waar ze hun favorieten kunnen vinden. Daar hebben ze over het algemeen geen programmablad, internet voor nodig, wel vaak vrienden en aankondigingen.

c. Dus hoe beter een kanaal zich weet te profileren voor een bepaald consistent aanbod van programma’s, hoe sneller de gebruiker het juiste programma/zender weet te vinden. Hier zit juist het probleem van de Nederlandse Publieke Omroep: hun TV-zenders profileren zich onvoldoende. Voor de radio is het een ander verhaal.

Dus als de Publeike omroepen zich willen voorbereiden op de toekomst is niet de vindbaarheid van de individuelen programma’s van de “Publieke Omroep” als instituut op internet belangrijk, maar de profilering van de kanalen. Kijkers zoeken, als ze al op zoek zijn omdat hun vertrouwde zenders hen even in de steek laten, meestal niet naar progranmma’s, maar naar categorieën van programma’s.

Dan zijn er twee belangrijke ontwikkelingen die voor NPO van belang zijn:

1. het monopolie van het maken van (televisie)programma’s is doorbroken door de moelijkheid om tegen minimale kosten programma’s te maken. Op YouTube wordt zo veel materiaal gepubliceerd, dat meestal kosteloos toegankelijk is, en de kwaliteit van dat materiaal zal steeds groter worden, dan het aanboren van deze bron straks de consument een onuitputtelijke voorraad aan passende programma’s zal opleveren.

2. het wordt steeds vanzelfsprekender dat internet automaten geheel zelfstandig en zonder programma’s een video-stream kunnen leveren aan iedere consument op basis van kennis over gedrag en belagstelling gewoon aanwezig is op het internet en op de sociale media.

Aan het “monopolie van programma makers en zender-coördinatoren komt spoedig een eind.

Dat is effecten van het aansluiten van de TV op het internet; niet de interactiviteit van mensen, maar de gepersonaliseerde TV-aanbod dat in een sociale omgeving van de Social media wordt gepresenteerd. Netzo goed dat we voor het nieuws geen dagbladjournalisten meer nodig hebben, hebben we straks geen programma-makers en televisie-zenders meer nodig.

Als de de nederlandse Publieke Omroep zich op de toekomst wil voorbereiden is het beter te zorgen dat al die programma’s, als losse programma’s eenvoudig, gecategoriseerd en goedkoop voor gebruikers beschikbaar komen voor de kijkers die dan zelf (geautomatiseerd) een televisieavond zal samenstellen.

Er is bij veel ondernemers een onbedwingbare lust om naam, logo, huisstijl te wijzigen. Natuurlijk als je fuseert, een nieuw produkt lanceert of je business wijzigt kan het reden zijn voor een face-lift, maar ik ben er van overtuigd dat de drift van veel marketiers te “vernieuwen” voor de gemiddelde consument alleen een onrustig veroorzaakt. Verder hebben manegers de neiging de warde van het “Merk” van het bedrijf te overschatten ten opzichte van de positionering van het merk van een produkt. Uiteindelijk consumeren we producten en geen “bedrijven”! Al reis heeft in het boek “Focus” al met vele voorbeelden aangetoont dat bedrijven, als bekend merk, met een grote differentiate van producten veel slechter renderen dan bedrijven met één herkenbaar produkt waarbij naam van het produkt veel belangrijker is dan de naam van de vennootschap die het product voert. Het manegement van NPO valt dus in twee valkuilen: het overschatten van het belang van de naam van het bedrijf en het onderschatten van de negatieve effecten van wijzigingen van reeds ingeburgerde namen. Je zal maar je inkomen verdienen bij zo’n bedrijf!

Nieuws: van elkaar overschrijven?

Grote Spectrum Encyclopedie (1973-1979)

Toen ik bij Het Spectrum in 1976 kwam zaten we nog in de PAROOL-TOREN aan de Wibautstraat te Amsterdam. Op, ik dacht de 11de etage, zat de redactie rond een soort van kantoorplein, welke De Brink werd genoemd. Op die brink stonden alle belangrijke encyclopedieën van de Wereld. Ik realiseerde mij dat, hoe vernieuwend de Grote Spectrum Encyclopedieook was, hoe gedreven de redactie, hoe fantastisch het beeld materiaal, hoe slim de verwijzingen structuur, uiteindelijk schrijven encyclopedie redacteuren hun artikelen in basis gewoon over uit andere encyclopedieën. Met alle gevolgen van dien, want toen halverwege het project we een nieuwe Hoofd Documentatie in ons midden kregen, de heer Leo Hirs, kon hij genadeloos laten zien hoe we fouten in de encyclopedie konden herleiden naar fouten in de andere (anders-talige) encyclopedieën waaruit we de gegevens hadden overgeschreven. Het was in ieder geval de startschot tot een toentertijd uniek project bij Spectrum Naslagwerken, om tenminste alle geboorte- en overlijdens-gegevens aan de burgelijke stand van over de hele wereld zelf te checken.

Spectrum Compact 

Dat project is overleden met de snelle neergang van de gedrukte encyclopedieén maar als u toch overschrijft doe dat dan wat betreft geboortedata e.d. uit de Spectrum Compact Encyclopedie: dat zijn het beste gecheckte uit ons taalgebied. Inclusief de juiste geboortedatum van Prins Bernard.

Lees verder “Nieuws: van elkaar overschrijven?”

Google+ en de toekomst van de Sociale Netwerken

Google heeft deze week Google+ gelanceerd. Lang verwacht en niet de eerste poging want Google heeft al orkut.com, een soort Hyves die in sommige (latijns Amerikaanse) landen zelf nog redelijk populair is. En Google heeft natuurlijk Buzz. De vraag is waarom is Buzz niet een echt succes geworden is en waarom Googl+ dat dan wel zlu moeten worden? Ik denk dat niemand kan voorspellen wat er nu gaat gebeuren want er zijn vele bewegingen gaande. Hier wil ik een poging wagen te schetsen welk scenario zou kunnen gaan werken.

Laten we beginnen met een helicopter view: de zoekmachine van Google is dominant en de de zeker nog steeds de innovator in search; ze is de derde aanbieder van browser-mail; Google heeft een ongekend aantal, meestal gratis applicaties die in de cloud werken. Het belang van Google voor de ontwikkelingen van het Internet kan niet genoeg worden onderschat. Toch zijn er vrij veel mensen die pertinent weigeren om ook maar iets met Google te doen. Geen gmail, geen buzz, geen picasa, geen googleDocs, geen maps en dus ook geen Google+! Google zal nooit een 100% acceptatie krijgen en hoe groter, hoe meer ovreheden ze gaan lastig vallen met zaken over marktdominanitie en valsspelen. Lees verder “Google+ en de toekomst van de Sociale Netwerken”

Streetview van Google: een nuttige dienst

Google Maps met Street View Kaapstad

Laten we het over één ding eens zijn: alles wat op de openbaar weg gebeurt kan eenvoudig weg niet onder welke privacy wetgeving vallen van wie dan ook. Als de overheid toestaat dat sommige burgers voor sommige situaties privacy opeisen voor zaken die normaal vanaf de Openbare weg “te zien” is, staan we aan de vooravond van een hele reeks onverkwikkelijke rechtzaken tussen burgers onderling, want het straatleven wordt miljoenen keren per dag door miljoenen burgers gefotografeerd en gefilmd en vervolgens vrolijk op het internet gepubliceerd. En als dat geldt vor burgers onderling dan ook voor bedrijven die zaken op de openbare weg vastleggen. Dus ‘waarom zij wel en Google niet’?

Wat Google of andere bedrijven doen, daar zijn allicht zaken bij waar iemand weer boos, assertief of gewoon zeikerig over kan en wil doen. Die rechtzaken, als bepaald volksdelen dat eenmaal doorkrijgen, leiden tot niets anders dan tot een hoop onnodig leed en juridische kosten. Niet doen en daarom moet de overheid over dit soort zaken een helder standpunt hebben: “wat op de Openbare weg geschied valt nimmer onder welke privacy regel dan ook”.

Het is dan ook typisch de tijdgeest dat desondanks overheden een maatschappelijke dienst, zoals die van Google Streetview, van van grote waarde is, om zeep helpt. Dat zegt vooral iets over de diepgewortelde anti-technologie houding van de meeste politici en bestuurders. En of je het nu leuk vindt of niet, vergeet niet: vooruitgang en welvaart is eeuwen door de technologische ontwikkelingen gedreven en zeker niet maatschappelijk of politiek gedreven. De politiek sukkelt lichtjaren daar achteraan.

En wat betreft de privacy op straat; iedereen kan er voor zorgen dat wat zij niet wil dat anderen zien, horen dat zelf te verhinderen. De openbare weg en de publieke ruimten zijn van ons allemaal. Dat geldt overigens dus ook voor parkeren e.d. (dus geen geld betalen om de Openbare ruimte te gebruiken).

Wat wel blijft is het antwoord op de vraag “wat we moeten verstaan onder ‘wanneer is iets te zien, horen op en vanaf de openbare weg?” Ik zou zeggen het gaat daarbij om waarnemingen die mensen normaal met hun zintuigen (ogen, oren, neus) kan waarnemen. Apparaten die dat verstreken of detailleren sterk boven het normale menselijke vermogen vallen daar niet onder: telelenzen, afluisterapparatuur, wifi-snuffel apparaten e.d. Dat lijkt mij logisch. En dan maar hopen dat diensten als Google Streetview ons nog heel veel plezier gaat geven.

Democratisering van het uitgeven

Als we het er al over eens zijn dat we in een tijdperk van revolutionaire maatschappelijke en sociale ontwikkelingen leven – laten we het de Internet Revolutie noemen – dan kunnen we nog een hele discussie opzetten wat de aard van de revolutie is, wat de motor is en welke gevolgen de revolutie zal hebben.

Voor mij is het duidelijk dat de revolutie met name ingrijpt op de media, dat wil zeggen de toegang tot de middelen waarmee meningen, nieuws, wetenschappelijke resultaten, politieke uitgangspunten naar de consumenten, burgers of volgelingen wordt gebracht. Daarbij gaat het niet alleen over de inhoud, maar ook over de verpakking en de benodigde distributiekanalen.

In de oude wereld was de toegang tot de massa-communicatie middelen gemonopoliseerd. Ofwel door schaarste (TV, radio, datalijnen), of wel door hoge toegangskosten van bijvoorbeeld drukpersen of datacommunicatie-netwerken. Dat nog eens in combinatie van pogingen van veel regeringen om toegang te reguleren of verder te frustreren.
Daarenboven was het geaccepteerd, of een gevolg van de complexiteit – niet iedereen kan een drukpers bedienen – van het gebruik van de middelen, dat de gebruikers van de productiemiddelen geschoolde vakmensen zijn, en dat de gewone burgers het vanzelfsprekend vinden dat de poorten tot de media bedient worden door – vaak in gesloten vakgroepen georganiseerde – expert. Voor de democratisering van de meningen is de belangrijkste professional natuurlijk de journalist en redacteur, en die hebben hun uiterste best gedaan om die belangrijke maatschappelijke rol vooral te monopoliseren. Maar ook de grafici en door hun geheim taal de ICTérs zijn er ook goed in geslaagd de democratisering van de toegang tot de productiemiddelen af te weren. Hier is over de hele linie van deze vakmensen, vaak bewust van hun cruciale rol, een anti-democratische houding te cultiveren. Allemaal vanuit de arrogante houding dat men het voor het gewone wolk allemaal natuurlijk het beste wil. Als je daarbij optelt het dappere acties van de politieke elite om veel van dat monopolistische gedrag keurig in wetgeving te verankeren. De uiteindelijke invulling van de auteurswet en regelingen over thuiskopieren en een Buma is daarvan natuurlijk het sterkste voorbeelden.  Lees verder “Democratisering van het uitgeven”

De maatschappelijke functie van bloggen

Middeleeuwse Gilden

Een van de effecten van de PC/Internet-revolutie is dat de kosten voor het produceren én distribueren/publiceren van media-uitingen duizelingwekkend omlaag is gegaan. Het gevolg is dat iedereen zijn eigen producten kan maken en wereldwijd kan publiceren. Daarmee wordt de traditionele rol van uitgevers, producenten, televisiezenders, journalisten, auteurs, fotografen, drukkers op z’n minst anders, en soms zelfs gemarginaliseerd. Het internet heeft nog een ander effect namelijk dat de productie van werken, tot voor kort voorbehouden aan speciaal opgeleide creatieve auteurs (fotografen, schrijvers, journalisten, filmmakers, enz) zo is geëxplodeerd dat die auteurs in de prijsvorming niet meer kunnen profiteren van schaarste en dus de economische voordelen van te behoren tot een excellente groep van experts. De macht van de gezel en de meesters verenigd in besloten gildes is definitief voorbij!

Lees verder “De maatschappelijke functie van bloggen”

Netneutraliteit en open internet: voorstel regels!

Er zijn een paar issues rond Internet die worden onderschat in zijn consequenties. Ten eerste het feit dat internet nu al werkelijk essentieel is voor het functioneren van de huidige maatschappij, en die afhankelijkheid zal in de lop van de tijd alleen maar groter worden. Wij zullen werkelijk nu al onthand zijn indien het internet lange tijd voor Nederlanders en Nederlandse bedrijven niet functioneert. Dat betekent dat ondanks het feit dat we graag zouden willen zien dat de overheid zich vooral niet met (de inhoud van het) Internet bemoeid, iedereen het ook de taak van de overheid zal vinden dat het netwerk overeind blijft. Internet hoort opgezsomd te worden in het rijtje van waterleiding, elektriciteitsnet, voedselvoorziening, (spoor)wegen waarvan iedereen het als vanzelfsprekend eens is dat uiteindelijk de overheid verantwoordeijk zal worden gehouden voor het goed functioneren daarvan, ook geval van rampen en noodsituaties. Volgens mij heeft de overheid daar nog geen enkele plan of policy over. Ten tweede dat de mogelijkheden en de diensten die het internet gebruiken nog een hele evolutie gaat doormaken. Diensten waarvan we nu nog niet weten dat ze er aan gaan komen. Regelgeving en aanpassing van wetgeving gaat zo traag en is in handen van ambtenaren en politici die sowieso niet uitblinken in kennis over wat er op het internet gaande is (“Twitter, wat is dat?, Daar doe ik niet aan!”). Het zijn de beleidsmakers die nog steeds denken dat alleen de gedrukte media zorgen voor de de o-zo-noodzakelijke maatschappelijke functie van de journalistiek; die denken dat televisie maken eigenlijk alleen goed gebeurd door de Publieke Omroep, en nadenkt hoe de muziekindustrie van overheidswege het beste gediend kan worden met het als kartel ongestoord exploiteren van muziekrechten, enz. Kortom er zal in de komende (tientallen) jaren een moeizam proces komen van niet adequate en achter-de-feiten-aanlopende overheids regulering.

Nieuw Nederlands Auteursrecht 2010 op afbeeldingen, video’s en teksten op het Internet

Gerbrandy Commentaar op de auteurswet 1912

De huidige auteurswet stamt uit het 1912. Een geheel andere tijd wat betreft media, invloed van de overheid en massale Diginale ‘User Generated Content’ (UGI). Iedereen die het internet volgt en begrijpt weet dat het oude auteurswet dat niet zal overleven. Gewoon omdat het handhaven daarvan maakt dat (a) alle nederlanders door de overheid als misdadiger moeten worden beschouwd, en (b) het een uiterst repressieve overheid nodig maakt om de wet te handhaven. Afgezien van mensen achter instanties als Brein e.d. willen we dat niet. Maatschappelijk zal het onaanvaardbaar zijn. Dat is het optreden van de Stichting Brein, hoewel de wet aan zijn kant, natuurlijk nu al.

Verder moeten we bedenken dat er absoluut geen schaarste is aan foto’s, teksten, video’s enz. Alleen al om die reden is er geen reden om dit soort werken een aparte plaatst te geven in het economische verkeer. Waar we wel van overtuigd zijn dat het maatschappelijke belang van absolute en onbelemmerde uitwisseling en beschikbaar heid van informatie belangrijker zal moeten wegen dat de individuele belangen van een enkele auteur of uitgever, die beschermt moet worden met draconische oude wetten.

Dat neemt niet weg dat we ons ook kunnen voorstellen dat op het internet zoiets als auteurrechten zouden gelden. Om dat te bewijzen heb ik een proeve van het auteurrecht op het internet geschreven:

Nieuw Nederlands Auteursrecht 2010 op het Internet

  1. Er is maar één natuurlijk persoon die de auteur van van een tekst, foto, tekening, logo of video, hierna te noemen werk, is.  Niemand mag zich voordoen als auteur van een werk die door een ander is gemaakt. De maker kan zijn auteurschap alleen bewijzen door het originele werk te bewaren en bij bestrijden van zijn auteurschap het origineel  terstond te bewijzen.
  2. De auteur van een werken heeft het uitsluitende recht om dat werk als eerste openbaar te maken. De auteur mag het jaar van eerste openbaarmaking niet achteraf wijzigen.
  3. De rechten op het exploiteren van een werk berust bij de auteur tenzij er een andere exploitant is. De exploitant van het werk zal zijn:
    – de persoon of organisatie waaraan de exploitatierechten door de auteur expliciet is overgedragen
    – de persoon of organisatue die aan de auteur opdracht heeft gegeven een werk te maken en daar ook voor heeft betaald dat te doen.
    De auteur en de exploitant regelen onderling de wijze van beheer en afrekening van het auteurschap op het werk.
  4. Als de auteur van het werk besluit zijn werk on-line via het internet te publiceren heeft hij daarbij de volgende mogelijkheden:
    4.1. de auteur publiceert het werk anoniem in een publiek gedeelte van het internet dat voor iedereen vrij toegankelijk is.
    4.2.  de auteur publiceert het werk in het publieke gedeelte van het internet waarbij de auteur expliciet een door hem zelf gekozen auteursnaam noemt
    4.3. de auteur publiceert het werk op het pubieke deel van het internet en noemt bij het werk met het teken (c), het jaar van eerste publicatie en een door hem zelf gekozen auteursnaam. Gelijktijdig registreert de auteur dit werk (upload) in de auteurs databank van het Commissariaat van de Media, inclusief zijn werkelijke naam en contact gegevens
    4.4. de auteur publiceert het werk in een besloten gedeelte van het internet.
  5. Werken welke openbaar zijn gemaakt op het internet volgens de mogelijkheden genoemd onder 4.1. en 4.2. zijn door iedereen op het internet onbeperkt te bewerken en te herplaatsen. In geval van ad 4.2. alleen met het noemen van de oorspronkelijk bij het werk genoemde auteursnaam.
  6. Werken welke openbaar zijn gemaakt op het internet volgens de mogelijkheid genoemd bij punt 4.3. kunnen door iedereen, zonder voorafgaande toestemming van de auteur, op het internet onbeperkt worden bewerkt en herplaatst. Voor iedere herplaatsing binnen drie volledige kalender jaren na eerste openbaarmaking betaalt de herplaatser dan binnen vijf dagen na plaatsting een bedrag van €10 per plaatsing aan de auteur via het commissariaat van de media, die dit bedrag doorgeeft aan de auteur.
  7. Bij deze herplaatsingen/bewerkingen zoals beschreven in de punten 5 en 6 is het iedereen verder verboden om:
    7.1. de naam van de auteurs weg te laten of te wijzigen als die gekozen heeft deze expliciet bij het werk te noemen zoals aangegeven in punt 3.2. en in de eerste drie jaar na openbaarmaking de in punt 3.3. genoemde (c) en jaar van eerste openbaarmaking weg te laten of te wijzigen
    7.2. voor het herplaatsen het werk aan derden geld te vragen of het werk individueel voor geld te exploiteren
  8. Werk door de auteur geplaatst in een besloten gedeelte van het internet mag door niemand anders dan de auteur zelf worden herplaatst op een ander gesloten gedeelte van het internet, en het is alleen de auteur zelf die kan besluiten de het werk als eerste te plaatsen op een openbaar gedeelte van het internet. Bij het plaatsen in het besloten gedeelte kan de auteur naar goeddunken afspraken met de exploitant van deze besloten gedeelte maken over publicatie, vergoedingen en betalingen.
  9. Alle werken buiten het internet openbaar zijn gemaakt, en waarop geen voorbehouden over de exploitatie van het auteursrecht, zijn vrij door iedereen, onder bron en auteursvermedling, op het internet te publiceren.
  10. Bij overtreding van deze regels betaalt de overtreder per geval een bedrag van €100 aan de auteur of de exploitant; Innen en uitbetalen geschiet via het commisariaat van de Media.
  11. Indien een persoon of instelling met opzet de regels overtreedt teneinde de auteursrechten op werken voor eigen gewin te exploiteren kan deze strafrechtelijk worden vervolgt. De verdiensten van de overtreder bij de exploitatie behoort de auteur toe plus een boete van 100%.
  12. De overheid of de rechter zal nimmer kunnen verbieden dat een werk op het internet er wordt afgehaald of wordt verhinderd te worden geraadpleegd. Dit met uitzondering van niet als eerste door de auteur zelf openbaar gemaakte werken.
Dick H. Ahles/Hilversum, 25 juni 2010

Mart Smeets en de Sociale Media

Ik ben fan van Mart Smeets. Ik vind het een van de meest onderhoudende en inhoudelijke presentator en journalist die ik ken. Niet persoonlijk maar als belangstellende waarnemer. Ik zie graag naar zijn nabeschouwingen, ik luisterde graag naar zijn wielren verslagen, ik lees met genoegen zijn boeken. Altijd staan daar mooie, informatieve, ontroerende en intelligente gedachten in. En dat allemaal terwijl ik zelf maar gematigd in sport be geïnteresseerd. Ik kan zonder enige teleurstelling alle wedstrijden van het WK2010 missen. Maar als Mart verschijnt of spreekt, zoals vanavond, dan gaan we even zitten, luisteren en meestal genieten!

Fan dus. Vanavond (vrijdagavond 11 juni 2010)  was Mart Smeets te gast bij Knevel/van den Brink; ik zapte gewoon toevallig langs en zag bij Foppe de Haan ook Smeets aan tafel zitten. Daar werd zijn nieuwe boek “De afrekening” gepresenteerd en besproken. Ja denk ik dan, zo doen we commercie bij de Publieke Omroep, maar goed, even opletten want dat boek moeten we waarschijnlijk wel gaan lezen. En ik werd niet teleurgesteld. Wat ik er van begreep in de beschrijving gaat het boek over een fictief persoon, Stijn Miller, die opvallend veel lijkt op ene Mart Smeets, en die beschrijft hoe de start van de de Tour in 2010 in Rotterdam verloopt (even voor de goede orde en voor diegene die dit veel later lezen: die Tour moet nog starten in Rotterdam!), inclusief het interview (en inclusief de vragen die ook inderdaad gesteld werden) waarin hij op dat moment figureerde. Wederom een uiterst boeiend en intelligente discussie, die jullie natuurlijk zelf kunnen nakijken in uitzending gemist; van harte aanbevolen!

Nieuwste Boek over Stijn Miller van Mart Smeets

En toen zei Mart: “Ik zet me (in het boek DA) af tegen de zogenaamde Sociale Media; daarmee wil ik afrekenen!”. En wat blijkt, Mart Smeets, en veel andere politici, journalisten, presentatoren met hem, nu met de opkomst van de Sociale Media (Twitter, Hyves, Blogs, LinkedIn, etc) dagelijks worden overstelpt met  vulgaire, smerige, krenkende, domme, inhoudsloze emails, tweets en daar voelt men zich – terecht – gestalkt door. En dat brengt blijkbaar de gedachte met zich mee dat al die nieuwe media op internet wordt bevolkt door allemaal idioten en dommeriken.  Een gedachte die overigens wijdverspreid is onder, journalisten, hoofdredacteuren, kranten eigenaren, politici en andere mensen die niet of nauwelijks bekend zijn met internet of de nieuwe sociale media. En daar zou ik tegen al die skeptici wel willen zeggen:

  • Uiterst vervelend voor die ongevraagde kwalijke emails en twitters, maar er gebeurd zoveel op Sociale Media, door zoveel verschillende mensen, over alle denkbare onderwerpen, en soms van zeer hoge kwaliteit, en naar mijn waarneming veelal ook van een hoger niveau dan men in de tradionele kranten en TV media ziet, dat we door die idioten het zicht op vele goede en prachtige dingen die daar gezegd worden niet mogen veroordelen. Daar moeten we blij mee zijn, want Sociale Media is de ultieme omgeving van de ware democratie is en het wahalla van de vrijheid van meningsuiting. Nog nooit is er in de geschiedenis van de mensheid zo intensief gecommuniceerd, gediscussieerd, kennis gedeeld, elkaar belangeloos geholpen en aan meningsvorming gedaan, en dat die pracht niet door een stelletje irritante domoren kan worden vernietigd. Hoe irritant ook.
  • Verder moeten we ons realiseren dat Sociale Media dat (vaak irritante) gedrag zichtbaar maakt, archiveert, en publiceert, maar de geventileerde meningen en uitingen waren er vroeger gewoon ook al: soms werden ze geuit op bankjes (noemen we ze niet de “leugen”-bankjes?) waar mensen samen kwamen, op het schoolplein, tijdens verjaardagspartijtjes van tante Mien, in sport-kantines, tijdens de lunch op het werk. Het feit dat Sociale Media nu een toeter aanzet van al die ongewenste uitingen, heeft ook een duidelijke nieuwe functie: (a) alle mensen die in kringen vertoefde waar men op een andere (beschaafte?) manier met elkaar omgaat, worden er nu vensters geopend op een publiek waarvan men helemaal niet wist dat die bestond en wat voor meningen zij er op nahielden. (b) Doordat het nu openbaar gebeurd kunnen we er uiteindelijk ook over hebben met elkaar, en dat is precies wat er in Sociale Media gebeurd, en natuurlijk ook in die Sociale Media zal een goed ogenblik wel een nieuw evenwicht gaan ontstaan over hoe en tegen wie we ons met welke uiting omgaan. Laten de Mart Smeetsen van deze wereld zich realiseren dat zij voor een Medium werken die nu meer dan vijftig jaar bestaat en dat Sociale media amper vijf jaar oud is.

Wat heeft Sociale Media al een invloed op ons gedrag en de omgeving; het is een ware (sociale) revolutie, waarvan naar mijn inschatting veel oude journalisten en alle politici nog niet door hebben dat zij aan het plaatsvinden én on-omkeerbaar is.

Overheid en Media in het internet tijdperk

Iedereen die een rol speelt in de rechtstaat en democratie van Nederland is het er over eens dat de overheid zich niet heeft te bemoeien met de media. Vrijheid van meningsuiting, vrijheid van drukpers (let op het woord “pers”) en een onafhankelijke (hoofd)redactie staat hoog in het zadel. We hebben de journalisten van de officiële pers ook boven andere Nederland gesteld als het gaat om het (niet) helpen van de justitie bij wetenschap over misdaden, want het algemene belang is een hoog belang. En onze media speelt daar een belangrijke rol in. Gek eigenlijk dat in de leerstelling van de trias politica eigenlijk de media (en de burger) niet worden genoemd, wat aangeeft dat deze leerstelling wel als exemplaar hoe er in een machtsevenwicht beter het algemeen belang wordt gediend dan in die van onbeperkte macht, maar voor de huidige tijd volstrekt gedateerd is. Vooral nu de scheiding van de wetgevende en uitvoerende macht eigenlijk steeds meer ongescheiden optreedt (door de media?), we hebben in Nederland niet pakweg 15 ministers, maar meer dan 150, want alle tweede kamer leden vinden het belangrijk om voor hun eigen persoonlijke glorie mee te regeren. En ook de rechtspraak steeds vaker en explicieter op de stoel van de wetgever gaat zitten. Maar goed dat is een onderwerp voor een andere keer.

Want wat ik hier wil bespreken is de definitie van Media en hun rol in een moderne internet maatschappij.

De Standaard was een vertegenwoordiger van een "zuil" uit de vorige eeuw

Lees verder “Overheid en Media in het internet tijdperk”

Oogkleppen Kranten

Ted Presentatie Prof. Hans Rösling

In een prachtige TED-presentatie van prof Hans Rosling stelt hij tussen neus en lippen door – en m.i. terecht – “dat niet onwetendheid, maar vooroordelen”  het grote probleem zijn bij het overdragen van kennis. Vooroordelen kunnen we ook oogkleppen noemen en dat is een bekend en veel voorkomend probleem. Niet alleen in de wetenschap en het onderwijs, maar zeker ook in het bedrijfsleven.

Ik heb vele banen gehad en het leuke van zo veel wisselingen is dat je je steeds snel moet inwerken in de business case van dat bedrijf en de brache waarin het werkt. Bijna altijd stuit je bij die inwerking op door de betrokkenen als onwrikbaar feit gepresenteerde gebruiken, waarbij je dan toch de vraag stelt: “Maar waarom moet dat eigenlijk zo?”. Van alle branches waar ik in heb gewerkt en dit tegen kwam, heb ik vooral in mijn tijd als directeur/uitgever van dagblad BN/DeStem te maken gehad met heel veel vastgeroeste wetmatigheden: over de rol en de positie van de redactie en de jorunalisten, de wijze waarop de abonnementen marketing wordt gedaan, de manier waarop de advertentiemarkten moeten worden bewerkt en het beeld dat de medewerkers in de uitgeverij hadden over de redenen waarom hun lezers veel geld uitgeven aan een duur abonnement. En daar zijn een paar vooroordelen over de aard en inhoud van het internet aan toe te voegen en deze vooroordelen worden graag door alle opiniemakers in deze brache nagesproken en versterkt. Dat is niet verstandig, want het gaat heel slecht met de kranten en de vooruitzichten zijn niet bemoedigend. Dan is het belangrijk dat er tenminste een correct assesment is van de belangrijkste concurrent: het internet. Lees verder “Oogkleppen Kranten”

Ga rustig slapen, oude print wereld, het internet zal zo’n vaart niet lopen ..

We moeten ons realiseren dat de internetrevolutie nog maar zo’n 25 jaar geleden technisch gestart is. In de loop van de negentiger jaren werden we vertrouwd met het principe dat we in het World Wide Web andermans informatie eenvoudig konden raadplegen en inzien. De doorbraak ging vooraf aan de ontwikkeling van het digitaliseren van informatie en liep gelijk op met de democratisering van de PC eind jaren negentig. Internet werd revolutionair 10 jaar geleden toen Google zijn diensten als zoekmachines ging aanbieden. Ik beschouw de internet revolutie als even ingrijpend als de “uitvinding” van spraak, de opkomst van de landbouw, de uitvinding van de boekdrukkunst en tenslotte de industriële revolutie. Waarin de Internet Revolutie van al die andere ingrijpende wijzigingen van de sociale context van de mensheid verschilt is zijn snelheid. De huidige (westerse) maatschappij kan nauwelijks nog functioneren zonder internet. Dat is ongelofelijk.

De internet revolutie heeft – dat ontkent niemand – ingrijpende effecten op wat we in de wereld van de media “print” noemen. De discussie over de uiteindelijke (desastreuze?) effecten is in volle gang en daarbij kunnen de vertegenwoordigers van de “oude”media zich nog wel degelijk verschuilen achter het argument: “Het zal zo’n vaart niet lopen!”, immers mensen lezen nog steeds massaal boeken, kopen nog steeds kranten of lezen het gratis in de trein, en sommige informatie geraadpleegd in sommige situaties is lezen vanaf papoier nogh steeds de beste optie. Rustig blijven ademhalen dus. Lees verder “Ga rustig slapen, oude print wereld, het internet zal zo’n vaart niet lopen ..”

Boeken uitgeven en Internet

Het kan niet anders dan dat ook de boeken uitgevers vroeg of laat te maken krijgen met de gesel van Internet. Internet zal effect gaan hebben op het vinden en selecteren van nieuwe auteurs. Internet zal de mogelijkheid geven aan de uitgevers van auteurs sterren te maken. Het zal uitgeef beslissing en met name de oplage stevig gaan beïnvloeden (kleine oplages alleen nog maar via printing -on-demand). Men krijgt de mogelijkheid om oude titels te reactiveren door ze beschikbaar te maken – via bijvoorbeeld de bibliotheken – voor printing-on-demand van boeken die niet meer herdrukt worden. En in zijn algemeenheid betekent dat dus long-tail-ontwikkelen voor beschikbaarheid van titels voor niche markten.

Maar ook zaken als het afwaarderen van de boekhandels kanalen, noodzakelijkerwijze loslaten van de vaste boekenprijzen in Nederland, en de marketing van fondsen, branding van uitgeverijen, het direct in contact komen met de groepen lezers, zal snel tot de standaard marketingbagage van een traditionele boekenuitgeverij gaan behoren. Dat betekent dus voor de uitgevers het viraal promoten van nieuwe titels en auteurs in de sociale netwerken, waarbij de potentiële lezers boeken zullen gaan waarderen, beoordelen, becommentariëren, suggesties doen en aan elkaar doorgeven, om uiteindelijk in vele gevallen de titel on-line te bestellen.

Samenvattend, de uitgevers zullen onvermijdelijk naast de gebruikelijke folders met voorjaars- en najaarsaanbiedingen voor de groothandel en boekhandels, snel overgaan tot Internet marketing. Ook wanneer ze zouden besluiten om de oude distributiekanalen van boekhandels en on-line boeken verkopers (bol.com, amazone.com e.d.) in stand te houden, zal het zelfstandig promoten van auteurs en de afzonderlijke titels in de sociale netwerken onvermijdelijk worden. Op zoek naar hun lezers die uiteindelijk voor een groot deel ook online zijn op hyves.

Dat betekent vooral dat men in de uitgeverij zich zal gaan bedienen van Search Engine Optimization (SEO) en Social Media Optimization (SMO) en dus Google gaan inschakelen als het verhickel waarmee de marketing en promotie hoofdzakelijk zal gaan plaatsvinden.

En dan hebben we het nog niet over e-books, waarvan ik zelf twijfel of dat een trend zal worden onder de meestal toch nog wel traditionele veel-lezers. Maar goed alle inhoud is digitaal aanwezig en mijn stelling is dat alles wat gedigitaliseerd kan worden, zal worden gedigitaliseerd, en alles wat gedigitaliseerd is zal vroeg of laat digitaal via Internet ook beschikbaar komen.

Deze door mij voorspelde trends zal de (klassieke) boekhandels niet doen verdwijnen, hoewel die gedwongen worden meer toegevoegde waarden te leveren: specialisatie, advisering en het creëren van een lees beleving (fauteuilles, klassieke achtergrond muziek, en vooral advies van het personeel.

Onnodig te zeggen dat voordat de traditionele uitgevers hiermee kunnen gaan beginnen er intern qua strategie, kennis en gewoonten nog wel iets moet gaan gebeuren. Maar de urgentie is daar, want voordat de traditionele uitgever het door heeft, staan de uitgevers nieuwe stijl, die wel begrijpen wat de mogelijkheden van Internet, klaar om de macht op internet over te nemen. En als men dat niet geloofd moet men nog maar eens kijken naar de ontwikkeling van de traditionele muziekuitgeverijen die in een paar jaar in de markt zijn geminimaliseerd.

SEO is een long-tail keyword dance

Trefwoorden keuze

Langzamerhand wordt het voor ondernemers duidelijk dat als men succesvol actief wil zijn op het internet met Internet Marketing het zorgen dat men gevonden wordt door Google een noodzakelijk startpunt is. Om dit te bereiken past men de technieken van Serach Engine Optimization (SEO) toe.
Wat daarbij minder nog tot de ondernemers doordringt dat het succes van search voor een groot deel afhangt van de keuze van de trefwoorden. Bedenk daarbij dat 25% van de (combinatie van) trefwoorden die bij Google ingetypt worden, voor Google nieuw zijn. De creativiteit van de internetgebruiker is dus hoog en zal steeds gevarieerder worden. Om goed in te kunnen spelen op het zoekgedrag van de consument komen de vaardigheden van een uitgever goed van pas.

Lees verder “SEO is een long-tail keyword dance”

Het AHLES-SEO- Dilemma

Google verwerkt op dit moment (of het zal er inmiddels wel weer meer zijn) 3.100.000.000 (3.1 biljoen) searches per maand. Verder leren we dat er in Q1 van 2008 nu in totaal 162.000.000 Top Level Domains (TLD) wereldwijd zijn uitgegeven. Als Google zijn resultaat pagina’s volledig ad-random zou samenstellen en niet op basis van relevantie, zou ieder TLD dus door Google gemiddeld 19 keer op de eerste plaats worden vermeld en ongeveer  57 keer bij de eerste drie resultaten.
Dit getal zal moeten worden gecorrigeerd voor TLD die wel gedeclareerd zijn maar (nog) niet actief zijn, respectievelijk een doorverwijzing naar het ” echte”  domein kennen. Ik ken geen cijfers, maar ik schat dat 40% van de TDL in die definitie niet actief zijn. Dan hebben we het over 97.200.000 actieve TDL’s en wordt het getal 96 keer bij de eerste drie resultaten per maand. Lees verder “Het AHLES-SEO- Dilemma”

Internet is de grootse bibliotheek van de wereld!

Het is lang geleden, in 1963, toen ik verhuisde van Amsterdam naar Haarlem, dat ik in mijn nieuwe woonplaats de Openbare Bibliotheek ontdekte. Die bibliotheek was toen nog gevestigd aan het Prinsenhof, in een prachtig monumentaal gebouw, met krakende eikenhouten vloeren en brede trappen. Ik kwam daar vaak woensdagmiddag, of – als het huiswerk het toestond – na schooltijd, want het lyceum stopte de lessen om 2 uur ‘s middags. Mijn vader was boekhandelaar in de Generaal Cronjéstraat en dus had ik gemakkelijk toegang tot veel boeken, maar die bibliotheek opende voor mij de wereld van de encyclopedieën en andere handboeken, die daar in de prachtige leeszaal zo maar voor het openslaan gereed lagen. Ook begon ik daar de volledige reeks met de blauwe bandjes van Jules Verne te lenen, want die was niet (zo compleet) in de winkel van mijn vader voorradig. Voor mij heeft een bibliotheek sindsdien een magische en bovenaardse betekenis gekregen, die van een omgeving waar de serene rust heerst die een introverte persoonlijkheid nodig heeft om zo nu en dan tot zichzelf te komen en zich voor te bereiden op de rat-race van de maatschappij. Lees verder “Internet is de grootse bibliotheek van de wereld!”