Tag: Hugo de Groot

  • Socialisme versus Liberalisme – Ideologie en de praktijk – een spiegelgevecht

    Socialisme versus Liberalisme – Ideologie en de praktijk – een spiegelgevecht

    Honderden jaren lang hebben politieke filosofen de staat beschouwd als een vanzelfsprekende en onvermijdelijke entiteit met een hiërarchische bestuursstructuur. Volgens hen kan alleen een staat het algemene belang van haar onderdanen bepalen, bescherming bieden, regels en wetten vaststellen en handhaven. Deze overtuiging wordt breed gedragen onder de elite en de gehele bevolking. Bekende pleitbezorgers van deze visie zijn de filosofen Plato, Hugo de Groot, Rousseau en vooral Hegel, die als grondlegger van het marxisme en het nazisme gezien wordt. Deze laatste twee ideologieën hebben na hun ontstaan geleid tot de dood van tientallen miljoenen mensen.

    Staten hebben echter ook door de geschiedenis heen veel ellende veroorzaakt door te roven, oorlogen te voeren, kolonialisme, en economische uitbuiting en onderdrukking. Er bestaat een grote kloof tussen het positieve imago van de staat en haar dienaren en de werkelijke rol van de staat als veroorzaker van veel ellende. Dit rechtvaardigt een discussie over deze vanzelfsprekende aannames.

    De staat en het streven naar een rechtvaardige samenleving

    In de afgelopen honderd jaar hebben onze politieke en intellectuele leiders, die voornamelijk socialisten zijn, de collectieve aard van de staat stevig als norm geaccepteerd. De inrichting van de staat, met name het reguleren van economische processen, wordt tegenwoordig voornamelijk gekarakteriseerd als een socialistische politieke opvatting. Deze nu dominante intellectuele stroming heeft de daarvan afwijkende politieke stroming, het liberalisme, weten af te schilderen als een ideologie die gericht is op egoïstische zelfverrijking door kapitalisten in een zogenaamde ‘vrije markt-economie’. Tegelijkertijd beweren socialisten te strijden voor een rechtvaardige samenleving waar de overheid de negatieve effecten van de vrije markt-economie beperkt en zorg draagt voor een rechtvaardige verdeling van welvaart, ook onder de zwakkeren in de samenleving. Ze zijn overtuigd dat zonder de staat deze rechtvaardige samenleving niet gerealiseerd kan worden. Zij hoeven de nuttigheid van hun politieke issues nooit aan iemand uit te leggen; liberalen altijd.

    Dit verschil in opvattingen tussen socialisme en liberalisme verdeelt het politieke spectrum in tweeën: de aanhangers worden respectievelijk linkse en rechtse politici genoemd. Of progressieven versus conservatieve politici. In de huidige westerse samenlevingen wordt links en progressief uiteraard dominant gezien als de moreel superieure politieke stroming.

    Broederschap

    Dit wereldbeeld met de wat simplistische indeling negeert echter dat er naast socialisme (gelijkheid) en liberalisme (vrijheid) ook een brede confessionele stroming bestaat in de bevolking, broederschap, die geloofsovertuigingen aanhangt en vaak conservatieve opvattingen heeft over de gewenste staatsinrichting en economische betrekkingen. De huidige intellectuele elite dwingt de confessionelen vaak om te kiezen tussen links en rechts, en de winnaar van deze ‘beauty contest’ is meestal het socialisme.

    Hoewel de genoemde stellingen over het socialisme en liberalisme voornamelijk gaan over economische aspecten van de samenleving in collectivistische staten, zijn er ook politieke stellingnames nodig over individueel eigendom, staatsinrichting, politiebescherming, burgerlijk recht, internationale betrekkingen, gezondheidszorg, ondernemersrecht, belastinginning, sociale voorzieningen en de grenzen van de staatsmacht ten opzichte van individuele vrijheden. Daarom is er altijd een levendige discussie gaande in het politieke spectrum, waarin economische opvattingen een ondergeschikte rol spelen, allemaal binnen het axioma van het nut en dus de onvermijdelijkheid van een centraal staatsgezag.

    Geleide economie als construct

    De controverse tussen socialisme en liberalisme is complex omdat de socialistische opvattingen over een geleide economie en bescherming van de zwakken tegen de vrije markt een construct zijn, bedacht en uitvoerig beschreven in handboeken door intellectuelen zoals Marx en Keynes, met of zonder wetenschappelijke onderbouwing. Dit leidt tot verschillende scholen binnen het socialistische collectivisme, die allemaal debatteren en ruziën over de juistheid en noodzakelijkheid van bepaalde maatregelen in min of meer gecollectiviseerde staten.

    Aan de andere kant laat de economie van het liberalisme, in theorie, individuen vrij in hun economisch handelen. De economie als geheel is in dat geval het natuurlijke resultaat van de optelsom van individuele handelingen. Het is een natuurlijk systeem zonder handboek of regels. Liberalisme gaat ervan uit dat samenwerking en zorg tussen individuen, bijvoorbeeld in de oprichting van bedrijven en ondernemingen, die geld genereert waarmee mensen aan producten, diensten én inkomen wordt geholpen, leidt tot een evenwicht met het beste resultaat, uiteraard afhankelijk van de vaardigheden, slimheid en inzet van de samenwerkende individuen. Elk individu regelt zijn eigen leven, met als fundamenteel uitgangspunt: leven en laten leven.

    Staat creëert collectivistische kaders

    Men moet zich realiseren dat de dominante opvatting over de onvermijdelijkheid van het staatsgezag betekent dat de praktische uitvoering van economisch liberalisme, met de 19e eeuw als hoogtepunt, altijd binnen collectivistische kaders heeft plaatsgevonden; in natiestaten is er nooit sprake geweest van een vrije markteconomie. Er waren altijd overheidsregels die de vrije deelname van burgers aan het economische verkeer reguleerden. De overheid heeft altijd privileges uitgedeeld (concessies, auteursrechten, licenties, vergunningen), of zelf de rol van ondernemer op zich genomen (VOC, Staatsloterij, oorlog en oorlogsindustrie, overheidsschulden); heeft altijd de prijs van bepaalde producten gereguleerd, al was het alleen maar door het toepassen van accijnzen; heeft altijd de marktwerking willen beïnvloeden (ten gunste van bepaalde groepen; een vorm van staatsdiscriminatie!) door subsidies en overheidsdeelnames; de binnenlandse handel willen beschermen tegen de buitenwereld door mercantilisme (invoertarieven, exportbeperkingen); en monopolies gecreëerd bij geldcreatie en banken, nutsbedrijven, gezondheidszorg, scholen, rechters, notarissen en belastinginning. En verder waren er vroeger gilden en nu vakbonden, werkgeversorganisaties en beroepsverenigingen waarbinnen men vaak slechts het beroep mag uitoefenen als men aan de normen en vergunningen voldoet, vaak in overheidsregels en wetten in beton gegoten. Hoezo een vrije markt?

    Deze overheidsbemoeienis is altijd omvangrijk geweest, vaak ook op initiatief van of met medewerking van de liberalen, en was zeker in tijden van rampspoed en oorlog allesoverheersend. En deze overheidsbemoeienis heeft alle grote economische crisissen veroorzaakt, ook die in de middeleeuwen en de Gouden Eeuw. Toch zijn de pleitbezorgers van een centrale overheid in soevereine landen steeds in staat geweest om de negatieve effecten van de kapitalisten en de veronderstelde verwoestende werking op het geluk van de mensheid van de vrije markteconomie (de zwarthandelaren!) in de schoenen van de liberalen te schuiven. Ook als er nooit en nergens sprake is geweest van een werkelijke vrije markt en veel van de zogenaamde kapitalisten vaak door staatsprivileges voor vriendjes bewust zijn gecreëerd.

    Spiegelgevecht

    Onafhankelijk van ieders persoonlijke opvattingen over de superioriteit van het collectivisme versus de individuele vrijheid, kan de winnaar in de politieke strijd tussen links en rechts, tussen socialisme en liberalisme, nooit worden vastgesteld, om de simpele reden dat het socialisme wel een reële staatsinrichting heeft geschapen en het liberalisme in zijn gronduitgangspunten nooit. Want ook de liberalen waren altijd ingekapseld in de uitgangspunten van een collectieve staat en pleitten, waar het hen uitkwam, voor overheidsregulering van markten en bescherming van de grote, vaak monopolistische, ondernemingen. Uit naam van het algemene belang uiteraard!

    Het actuele politieke gevecht is daarmee een spiegelgevecht.

    De werkelijke politieke strijd gaat derhalve in wezen niet tussen de zegeningen van het socialisme of liberalisme, maar tussen het collectivisme versus de individuele vrijheid. Dus tussen een keuze maken voor óf de almacht van de staat, óf het fundamentele recht van ieder individu om zijn eigen leven te regeren. De aanhangers van de staatsdominantie staan deze discussie meestal domweg niet toe, en verhinderen dat individuen ervoor kunnen kiezen om hun leven zélf, naar eigen inzicht, te regeren. U kunt zich als burger immers nergens officieel uitschrijven als onderdaan van het Koninkrijk der Nederlanden, en zich daarmee, voor uw gevoel, bevrijden. U dient blijkbaar eeuwig slaaf van de door jou niet gekozen overheidsmeesters te blijven.

    De bio-cybernetische technologische revolutie

    Het belangrijkste politieke gevolg in deze moderne tijd, als uitvloeisel van de huidige grote bio-cybernetische technologische revolutie met het democratiseren van de verwerving, eigen distributie én publiceren van informatie en meningen, en de beschikbaarheid voor iedereen van de AI-technologie, is dat het de individuele burger nu, veel meer dan in het verleden, in staat stelt zijn streven voor zijn individuele vrijheid met succes te bevechten, want hij kan zich nu gemakkelijker losmaken van de macht van de enkele bezitters van informatie en losmaken van de enkele bezitters van de machtsmiddelen geld en wapens. Hij maakt zich daarmee ook los van de collectivistische karakter van elke staat en haar regerende elites.

    En binnen die erkende individuele vrijheid kan iedereen besluiten zich vrijwillig aan te sluiten bij welke collectieve samenwerking of kring dan ook, zonder wie dan ook te dwingen zich daar ook aan te onderwerpen. Dat is wat ze zouden moeten bedoelen met het vestigen van een multi-cultureel-politieke samenleving, waarbinnen ieder individu deel uit maakt van vele kringen die in interactie het rijke, veelzijdige veelvormige mensenleven creëert.

    Strategie?

    De vraag die vervolgens eminent wordt is: als men die individuele vrijheid, en dus dat iedereen zelf zijn eigen leven kan en mag regeren, werkelijk als uitgangspunt van iedere samenleving wil doen realiseren, welke strategie moet je dan volgen om die revolutie tegen de gevestigden belangen te doen slagen? En is het überhaupt wel mogelijk? Want de huidige intellectuele en politieke elite zal zich daar tegen verzetten. Uit al hun macht. Én ze hebben heel veel machtsmiddelen.

    Ik heb een blauwdruk voor zo’n strategie op de tekentafel staan. Het kan. Maar bedenk: het zal onvermijdelijk voor de heersende elite een omwenteling van jewelste zijn!