We moeten oppassen voor al te gemakkelijke oordelen over kwaliteit onderwijs en niveau PABO studenten. Natuurlijk is door a) de degeneratie van de maatschappelijke positie van (boven)meesters, onderwijzeressen en leraren/ressen de kwaliteit van de instroom van onze docenten afgenomen. In mijn tijd waren op de HBS-B alle docenten afgestudeerd en met een academische titel. Dat verander je in deze tijd echt niet meer. Belangrijk is en blijft dat men een roeping heeft om in het onderwijs te gaan; daar begint de eerste selectie. b) omdat al het kwaliteit naar het bedrijfsleven of hoger onderwijs gaat, lijkt de keuze om in het onderwijs te gaan qua aangeboren kwaliteit een tandje lager dan vroeger. Dat is alleen te veranderen met wijziging van de maatschappelijke status van het onderwijs en dus salarisniveaus. Die visie ontbreekt bij onze politici.
Belangrijker nog is dat door met name de digitale en internet revolutie de eisen die men aan rekenen en taal moet stellen ingrijpend gewijzigd, terwijl de beoordelaren van het kwaliteit van het onderwijs nog in de vijftiger jaren standaarden leven.
Kinderen en studenten kunnen uitstekend spellen, schrijven, vertalen en rekenen door de computers die ze altijd onder handbereik hebben. Daar hebben ze geen PABO-docent voor nodig. Communicatie gaat allang niet meer via tekst, maar is verschoven naar video en marketing teksten met maximaal de lengte van een A4-tje.
Dus zolang er niet serieus gesproken worden over de invoering vanaf de basisschool van programmeren, IT en video-editing is al die discussie over de onderwijsverloedering, rekenen, spelling en taal, een achterhoede gevecht.
En verder moeten we ophouden te denken dat verplicht gestandaardiseerd onderwijs van 4 tot 18 essentieel is voor de toekomst van al onze kinderen; het nut van lang en boring onderwijs wordt schromelijk overschat.
Bij Follow The money nu gratis te lezen een artikel van Marlise Eerkens over de kwaliteit van het (basis) onderwijs. Daarin de verwondering opwekkende stelling dat er steeds meer geld naar het basis onderwijs gaat en de kwaliteit toch steeds meer achteruit gaat.
Laten we dan hier even veronderstellen dat je de kwaliteit van het onderwijs goed kan meten, want dat hangt uiteraard af van welke doelstellingen je uit gaat en dat je een betrouwbaar meetinstrumentarium hebt. Maar in ieder geval dusdanig meten dat de kwaliteit tussen scholen in Nederland, in de tijd afgezet en in vergelijking met andere landen kan worden vastgesteld. Dan blijkt dat onderwijs steeds meer achteruit gaat in vergelijking met de andere OESO-landen. Daar waar we enkele tientallen jaren geleden nog als vanzelfsprekend in de eredivisie meespeelden.
D e verwondering van de auteur van het artikel vindt zijn grond in de vooronderstelling dat goed onderwijs een kwestie is van goed organiseren. En, in ambtelijke sferen, is goed organiseren vooral een kwestie van procedures, verslaglegging, kwaliteitscyclussen, transparant communiceren, voortgangsrapporten, consultants, cursussen voor van alles en nog wat, studie dagen, elkaar de maat nemen.
En, o verrassend en voorspelbaar, dit leidt niet tot kwaliteit. Het leidt tot ambtelijkheid, onderling wantrouwen, afschuiven, zwartepieten, en extra onnutte kosten maken. Dat is precies wat we zien.
Nu zei de directeur bij het beste bedrijf waar ik ooit drie maanden heb mogen rondkijken, The Berry Company in Dayton Ohio het al treffend tegen mij: “Rules are for the weak and uncompromised standards of execellence are for the strong”
Dat adagium is bij de schrijfster van het artikel – zeer nuttig en informatief overigens – ook niet doorgedrongen want ze schrijft verongelijkt: “Een van de meest in het oog springende kenmerken van het Nederlandse onderwijssysteem is de lumpsumfinanciering die in 2006 in het basisonderwijs is ingevoerd. Dit systeem komt erop neer dat schoolbesturen een zak geld krijgen van de overheid en vervolgens zelf kunnen bepalen hoe zij die willen uitgeven. Binnen de OESO-landen is dit uniek. Er is geen ander land waar de overheidsplicht om alle kinderen kwalitatief hoogstaand onderwijs te bieden bijna volledig is gedelegeerd aan de schoolbesturen.”
Daarom kijkt ze onder de verkeerde steen van het beter organiseren, andere procedures, vooral meer centraal geregeld en verordineerd, maar helaas pindakaas dat zal niet helpen.
Want dat de kwaliteit van het onderwijs achteruit holt is evident maar is m.i. het gevolg van de grote maatschappelijk trends welke ons vanaf de zestiger jaren in de greep hebben. Van af die periode is de westerse wereld onder invloed gekomen van de romantiek en is het links socialistische gedachte goed van gelijkheid dominant geworden in ons denken. Romantici vinden zielige mensen interessant en zal daarom hun situatie herkenning, begeleiden, adviseren, maar nooit oplossen; en de gelijkheid-narratief maakt dat (behalve in de sport) prestatie-dwang, presteren en excelleren verdacht zijn en dus geworden. Want, zo is de gedachte, het maakt de mensen ongelukkig; want stress.
Dat heeft direct gevolg gehad op de wijze waarop we naar het onderwijs zijn gaan kijken en de mensen die voor de uitvoering moesten zorgen verkeert selecteren en verkeerd instrueren. Onze verwachtingen van school, haar bestuur en haar onderwijzers, de inspectie, de dus de verantwoordelijke politici maken dat we nooit goed onderwijs zullen kunnen leveren. Want wat hebben we gedaan:
(1) de kwaliteitseisen die we stelde aan de prestaties van de te onderwijze kinderen hebben we afgezwakt. Iedereen moet naar de universiteit kunnen zo’n beetje in extreme: hét gelijkheidsprincipe! Dan kan natuurlijk niet vanwege de evidente verschillen in cognitieve vaardigheden, dus dan moet je onvermijdelijk de toelatingscriteria afzwakken. En dat hebben we vrolijk gedaan.
(2) alle situatie van prestatie-dwang, competitie, concurrentie hebben we langzaam maar zeker uit het onderwijs gesloopt. We zijn begonnen met leerlingen met specifieke problemen te pamperen (en vooral aan te praten dat ze heeel zielig zijn; de romantiek!), we zijn gaan inzetten op individueel onderwijs en veel individuele aandacht van de leerling, kleinere klassen. En iedereen vind dat goed en prachtig, zeker als het je eigen kinderen betreft, maar hebben niet door dat daarmee de onderlinge competitie, een hele sterke motor voor prestaties, geheel tot stilstand is gekomen in het onderwijs. In de zeventiger jaren herinner ik mij nog onderzoek te hebben gezien waaruit bleek dat de gemiddelde schoolprestaties van de leerlingen in grotere klassen beter was dan in kleinere klassen. En de onderzoekers meende daarvoor ook een sluitende verklaring te hebben gevonden, namelijk dat in groter klassen de competitie zwaarder is en dus er harder gewerkt moet worden om op te vallen en te onderscheiden. Het laatste voorbeeld van het wegnemen van elke competitie-element (want het is zo stressvol) is het afschaffen van het geven van cijfers en dus ook de kwalificatie van ‘Cum Laude’ bij afstuderenden van de medische faculteit van de Vrije Universiteit. En iedereen heeft instemmend geknikt: dit is de weg. Ja dit is de weg naar gegarandeerd minder kwaliteit.
(3) Dat afzwakken van de competitie en het afzwakken van kwaliteitseisen heeft dan ook onvermijdelijk ook een direct gevolg gehad voor de selectie van vakmensen en kwaliteit van de opleiding van de onderwijzers en docenten. Waardoor we in een niet te stuiten vicieuze cirkel komen van steeds minder kwaliteit in de effecten van ons onderwijs systeem. En dan komen we aan de kern van wat onderwijs goed, professioneel en effectief maakt: de (individuele) kwaliteit van de onderwijzers. Niets zal die factor van een goede professionele onderwijzer die zijn vak verstaat kunnen goedmaken; wat je ook doet, hoeveel geld je er ook in steekt; hoe professioneel de kwaliteitssystemen ook zijn; hoe goed het curriculum ook in elkaar is gestoken. Niets helpt als niet de kwaliteit van de docenten op orde is. En goede, excellente docenten hebben geen procedures nodig om goed werk af te leveren. Dat doen ze dan als vanzelfsprekend en zonder aansturing.
Daar ligt de kern van het probleem en het probleem is dat we in de westerse wereld nu juist dat niet meer weten aan te pakken; onze romantische linkse gelijkheids-gelovers zitten ons daarvoor definitief in de weg.
Mijn opmerkingen onder punt (3) heeft iets onrechtvaardigs, omdat er nog steeds natuurtalenten zijn onder onze docenten die kennis, kwaliteit en kunde hebben en gedreven zijn om goed onderwijs te geven. De leerlingen zullen deze docenten ook direct herkennen en op handen dragen. Een bijkomend effect is dat deze docenten door hun eigen standaard van excellentie in het overgereguleerde, georganiseerde onderwijs systeem gefrustreerd raken en afvallen. Meestal met een burn-out; vaak ook gewoon door te vluchten. Voor deze mensen dienen we een standbeeld op te richten! En we ons te schamen ze zo te frustreren; al was het maar uit eigen belang, want zij kunnen anders niet onze kinderen weer het onderwijs geven waarvan we allemaal weten dat het essentieel kan zijn in hun toekomstige functioneren.
Niet kunnen presteren en excelleren maakt de mens ongelukkig. Gebrek aan goed onderwijs zet de mens op achterstand, maakt het vrijwel onmogelijk het leven naar eigen hand te zetten en dus waardoor geluk steeds meer een droom wordt voor anderen maar niet voor mij.
Ik denk dat tot en met de zestiger-jaren van de vorige eeuw het uitgeven van postzegels een zeer overzichtelijke bezigheid was. Natuurlijk hadden overheden en hun postzegel-uitgevende post-diensten al snel door dat de steeds sterker wordende verzamelwoede rond postzegels een lucratieve handel kon zijn. Men wist dat van alle uitgeven en gedrukte postzegels een deel verdwijnt in de albums van verzamelaars zonder dat de postzegel dienst heeft gedaan waarvoor hij was uitgevonden: een brief/poststuk tegen betaling verplaatsen van verzender naar ontvanger! Dat geld kon men natuurlijk in zijn zak steken en verleidde steeds meer staatspost bedrijven tot het uitgeven en verkopen van speciaal op de verzamelaar gerichte uitgaven. Meestal in de vorm van herdenkingsvelletjes en kleine blokjes en verzamelwaardige mooie series. Maar nogmaals, tot de zestiger jaren waren dat incidenten. Wel kwam opeens in de veertiger/vijftiger jaren het verschijnsel van de Eerste-Dag-Enveloppen op: ook een slimme manier van de postbedrijven en de postzegelhandelaren geld uit de zakken van de verzamelaar te kloppen.
Jaren geleden, toen ik directeur werd van Dagblad De Stem en in Breda ging wonen, liep ik het plaatselijke ABN-AMRO kantoor binnen en was binnen 15 minuten mij gehele, toen redelijk complexe, financiële situatie geregeld, zonder ingewikkeld formulieren gedoe en bureaucratie. Een telefoontje naar mijn toenmalige, persoonlijke, account-manager was voldoende om met twee woorden geregeld te krijgen wat nodig was. meestal zonder enige (papieren) formaliteit.
Ik was daar de ABN-AMRO bank toenmalig (ik spreek over 1995) zeer dankbaar voor en hun betoonde klantgerichtheid lange tijd ook vertaald naar trouw klant zijn.
Persoonlijke account-managers zijn, evenals de kantoren verdwenen. OK dat begrijp ik en in het internettijdperk ook op zich geen probleem. Dat met dat verdwijnen ook de bureaucratie, juristerij, en klantonvriendelijkheid is toegenomen is een keuze van ABN-AMRO.
En als ik het over klantonvriendelijkheid heb, moet de naast het onvermogen om van de oude situatie (met kantoren en persoonlijke behandeling) naar een geheel online situatie te gaan denken – bij ABN AMRO kan men zich nog steeds niet goed inleven wat on-line bankieren nu echt betekent voor hun klanten – ik ook denken aan de kosten die voor het bankieren in rekening wordt gebracht. Nog maar jaar geleden had ik drie zakelijke rekeningen bij ABN-AMRO en ik ben natuurlijk overgestapt naar KNAB omdat de kosten voor degelijke rekeningen een fractie was van die van ABN-AMRO.
Toen kwam er een akkevietje met een – door ABN AMRO – verkeerd geadviseerde zakelijke verzekering en besloot ik alle rekeningen (ook privé rekeningen) naar KNAB over te hevelen. (Met één van de zakelijke rekeningen ging het in de overstap service ook al mis, maar goed kan een incident zijn geweest!); met uitzondering van de drie jongeren rekeningen voor mijn drie kinderen.
Nu had ik voor al mijn (privé, zakelijk en jongeren) rekeningen uiteraard internet bankieren. Omdat dat gekoppeld is aan mijn privé- en zakelijke rekeningen kon ik – uiteraard zou je zeggen – ook niet meer internetbankieren. Maar dat was de enige plek waar ik mijn jongeren rekeningen kon beheren. Bij de overstap en dus het opheffen van de rekeningen had ABN-AMRO niet de helderheid van geest om mij te waarschuwen dat de jongeren rekeningen nu voor mij onbereikbaar waren, of – nog beter – gewoon geregeld dat ik er – uiteraard met de pasjes van de kinderen – alsnog bij het beheer van de jongeren rekeningen kan.
Ik was mij daar ook niet zo van bewust (want ik maakte automatisch het zakgeld over en zij konden met hun pasjes gewoon betalen in de winkels) toen ik voor de belastingaangifte de jaaroverzichten van de jongeren rekeningen nodig had. Ja, die staan blijkbaar standaard online in het internetbankieren en daar kon ik dus niet bij. Gebeld dat ik dus een dan een papieren uitdraai nodig had. O, ja, zie de helpdeskmedewerker, en internetbankieren moet ik regelen op een ABN-AMRO kantoor.
KANTOOR ….? We zijn toch aan het online bankieren?
Het duurde overigens opvallend lang voordat de papiertjes op de map vielen, maar goed, probleem opgelost. En om met drie kinderen naar een kantoor te gaan is logistiek zo ingewikkeld dat daar natuurlijk niets van kwam.
Vanmorgen was ik mijn administratie aan het opruimen en kwam de jaaroverzichten van de kinderen weer tegen. Zie ik dat daarvoor €5,95 aan kosten in rekening was gebracht, omdat ik een KOPIE had aangevraagd. Nee ABN-AMRO niks geen kopie: jullie hebben mij de on-line toegang tot de afgenomen en de enige manier om het (verplichte) jaaroverzicht te krijgen was om dan maar een papieren kopie te vragen (moeite die ik als klant moest nemen, omdat eigenlijk iemand bij jullie zich al direct had moeten realiseren dat ik de online gestuurde kopie helemaal niet zou kunnen zien! Met een beetje klantgericht denken had iemand bij ABN-AMRO dat dus kunnen voorzien). Het was echt mijn eerste afschrift; niks geen kopie.
Ik was daar zo boos over, dat ik dacht: opheffen die rekeningen! In record tempo bij een andere bank drie nieuwe jongeren-rekeningen geopend (inclusief uiteraard on-line toegang), en ik dacht nu kan ik de ABN-AMRO rekeningen opheffen en vertellen waar het saldo naar toe moet worden overgemaakt.
Op de website gezocht naar hoe ik rekeningen moest opheffen en ja, twee mogelijkheden (1) via internet bankieren (kan niet wat dat was nu juist het probleem ik kom niet meer mij mijn rekeningen), of (2) bellen. Kost geld, maar zelf die kosten kan ABN-AMRO blijkbaar niet voor haar klantvriendelijke rekening nemen. A fin, bellen dan maar.
Laat ik vooraf zeggen dat de dame die mij hielp verder heel voorkomend en correct was; ik neem haar persoonlijk dus verder niets kwalijk. Maar nadat mij werd gemeld dat inderdaad via haar de rekeningen konden worden opgeheven, was de eerste vraag: “staan de saldo’s op nul?“. “Nee dat staan ze niet!“. “Dan moet u dat met internet-bankieren even de saldi wegstorten en dan kunnen we de rekeningen opheffen”. Ik: “Ja, maar mevrouw, ik kan- door u eigen procedures – niet bij de rekeningen en ik vraag u gewoon om met de bankrekeningen nummers waar het overgebleven saldo naar toe moet (staan op dezelfde naam als de op te heffen rekeningen) de opheffingen te regelen. Desnoods stuurt u een formulier op waar ik braaf de rekeningen zal noteren“. Zij: “Ook formulier kan niet: eerst saldo op nul, en als dat niet met internet-bankieren kan, dan moet u naar een kantoor!”.
KANTOOR ….? We zijn toch in het online bankieren tijdperk?
OK, om definitief – met spijt – af te komen van ABN-AMRO dan maar binnenkort naar één van hun kantoren. Ik hoop van harte dan met dit soort klantonvriendelijke procedures snel al hun klanten verliezen: ABN-AMRO verdient het met zoveel domheid!
Ik ben geboren in 1951. Mijn vader was boekhandelaar in de Bilderdijkstraat 196 te Amsterdam. Toen een Amsterdamse volksbuurt met de Kinderstraat en de Ten Katemarkt om de hoek. In 1962 kwam mijn vader op een zaterdagavond thuis uit zijn werk en had een (platte) geel bedrukte grote chocolade doos bij zich. Vol met postzegels. Had hij van een klant gekocht, na ik mij herinner voor vijfentwintig gulden. Waarschijnlijk omdat hij dacht dat je van postzegelsverzamelen heel rijk kon worden. Als ik even nadenk weet ik ook nog de naam van deze klant van de Boek- en kantoorboekhandel “De Stad”.
Dezelfde avond nog met mijn moeder begonnen om de duizenden postzegels te bekijken en te ordenen. Het begin van mijn wereldverzameling
Dezelfde wek nog met mijn vader naar het postkantoor in de Bosboom Toussaintstraat in Amsterdam (achter in de drogisterij). Want daar moest een eerste dag-enveloppe worden gekocht (die worden heel veel waard!). En dat was de zomerzegelserie van 1963 (één van de mooiste series die Nederland ooit heeft uitgegeven!) en de serie met toeslag kostte toen 90 cent (catalogus waarde nu: €7). Daarom weet ik nu nog dat dus op 27 april 1962 (ik was toen 10 jaar!), ben begonnen met de wereld verzameling van gestempelde postzegels.
Overigens de eerste dag enveloppe (met adres) is nu – slechts – €10 waard volgens de NVPH-catalogus 2015 (zonder adres €35, maar dat vind ik ten onrechte, immers met adres heeft daadwerkelijk die dag van eerste uitgifte de postale reis gemaakt van het postkantoor naar jou huisadres. En dat is waarvoor postzegels er zijn! Daarom verzamel ik nog steeds liever gestempelde dan ongestempelde zegels!
Zomerzegels 1962, zelf – nogal scheef! – opgeplakt op het postkantoor in Amsterdam
Later kocht hij een nog grotere doos met postzegels en al gauw een Album (Importa) Nederland, waarin de eerste twee zegels van Nederland én de Kroningszegel zat. Wat was ik trots op deze aanwinst.
Het leuke van het verzamelen van gestempelde zegels van de hele wereld en alle tijden (vanaf 1852 dus) er zo’n 700.000 postzegels zijn verschenen en dus iedereen die postzegels van zijn post haalt, voor mij altijd wel een zegels heeft die ik nog niet heb. Dus als je je geroepen voelt kun je graag voor mij afschuren en bewaren.
Heel lang heb ik veel uitzoek en sorteer werk samen met mijn moeder gedaan. Nu maar hopen dat één van mijn kinderen die gekke grote verzameling wil gaan voortzetten.
Waarom denken mensen toch dat Het Groot Dictee Der Nederlandsche taal iets te maken heeft met de Nederlandse taal! In tegendeel: goed kunnen spellen is voor taal, taalbeleving, taalgebruik en taalcreativiteit van geen enkele betekenis; foutloos spellen toont alleen aan dat je in staat bent soms bizarre en ondoorgrondelijke regels goed toe te passen: bravo; echt iets voor Belgen om zich daarop te profileren; zonde van de schooltijd die opgaat aan het er inhameren van deze regels. Maar goed.
Belangrijker is dat de voorgelezen tekst niets, en dan ook niets met (levend) Nederlands heeft te maken. Niemand van de toeschouwers en deelnemers heeft ook maar iets begrepen van de inhoud van deze opsomming van ongebruikelijke woorden. Taal gaat nu juist om onderling te communiceren en daarom zal iedereen in onbruik geraakte worden willen/moeten vermijden. Een woordenboek is vooral om die oude en niet meer gebruikte woorden nog de betekenis achtergrond te kunnen opzoeken als je om wat voor reden dan ook gedateerde teksten leest. Je hebt ook hulp nodig als je middeleeuwse Nederlandse teksten gaat lezen.
De tekst van Van Kooten is dan ook een gospe en een aanfluiting voor het propaganderen van de mooie en rijke Nederlandse Taal.
Waarom zeggen al die deelnemers dat dit zo soort dictee’s zo belangrijk is voor de Nederlandse taal? Ik neem aan dat ze de idiote tekst van Van Kooten zien als zo iets als De Nieuwe Kleren van de Keizer!
De meest merkwaardigste en meest onleesbare Nederlandse tekst van 2013:
Na koffie gedronken te hebben, begon het Groot Dictee.
Niettegenstaande de taalcriticus Charivarius zijn macedoine ‘Is dat goed Nederlands ?’, die verrukkelijke thesaurus vol linguïstische bêtises, publiceerde in 1940, zou het journaille anno hodie een raillerend exposé van onze pennenstrijd alsnog met dit piteuze zinnetje kunnen initiëren.
Zulke lammenadige anastrofes vernoemde de criticaster naar zijn tante Betje, in wier postale verbiage een heel aantal zeugmata, polysyndetons en anakoloeten wiewauwde.
‘Een heel aantal’ is de contaminatie van ‘een groot aantal’ en ‘heel veel’; vanavond irriteren wij ons aan spelfouten, mitsgaders aan menig grammaticaal quid pro quo – emendeer mij!
Als men insinueert dat u heimwee heeft naar de leraar Nederlands als feniks, waarmee het zo is gegaan dat hij werkeloos achter de gerianiums zit, moet u niet paranoia reageren, aangezien die accusatie een vrijwel cliché is.
Het was veelbetekend hoe elke media onwelwillig reflecteerde op de krankjorume tekst van het Koningslied, over wiens begeestering de godganse participatiemaatschappij zich streste.
U hoort ons inziens tot een van het gardekorps Nederlanders die menen dat de campertiaanse schrijfwijze van het adjectief verrukkelijk – het megafonetische neologisme vurrukkulluk – als voorkeurspelling te verkiezen had geweest.
Het is niet zozeer een fetisj voor spelling als wel het tot in de finesses breidelen van grammaticale valstrikken dat ons steeds overnieuw beschermt tegen een Babels imbroglio; mits dit verifiërende przewalskipaardenmiddel de enige wapening tegen nepmailtjes concretiseert.
Bijgevolg beseft u zich een pseudobancaire poging tot phishing zorgeloos te kunnen deleten dan u leest: Er is een inactieve activiteit op dit rekening plaatsgevonden. Want zodan onze zuiderburen zeggen: Menen ligt dicht bij Kortrijk maar verre van Waregem.
Certainly on the advertising front, both the EU and the US have supported more restrictions about what a publication can do versus its editorial content. Google ultimately is a publication, a guide to the web. Like a newspaper, it can publish whatever it wants. That’s been supported in the US; we’ll see if the EU takes a different view. More important, we’ll see if the EU decides to apply rules about what a search engine can or can’t do versus what Google can or can’t do.
Bing, Google’s chief competitor in many countries, highly touts its own vertical search engines. If it’s unfair for Google, as a search engine, to “favor” its own vertical search engines, then the same should be true for all search engines.
Also see my prior post on this topic, The New York Times Algorithm & Why It Needs Government Regulation. It takes the poor wisdom of an New York Times editorial suggesting that Google needs regulation and flips things around to illustrate how newspaper-like search engines are — and how no newspaper would want to be examined this way. It also touches on things that can be concerning about Google. Goodness knows, it’s not perfect.
But on the vertical search engine front, where does it end? Shopping search not allowed, but not image search? News search but no blog search? Only web search? Even that? Will Google be deemed so dominant that the only way to ensure competition is to literally force it to send people away to competitors?
We leven in moralistische tijden: politici en journalisten zijn de hele dag bezig de burgers de maat te nemen of men wel het goede gedrag vertoond en – dat is het meest kwalijke – de juiste opvattingen deelt en ventileert. Het is blijkbaar de geest der tijd.
Afgezien van het feit dat dit gedrag onvermijdelijk zal leiden naar een repressieve maatschappij is er nog een ander opvallend effect: de roep om overheidsingrijpen en dus de ontwikkeling van procedures (wettten) als er eens wat fout gaat of het juiste gedrag niet wordt vertoond.
Dit deed mij denken aan een management (sales) cursus (beste ooit) die ik in 2000, toen ik directeur werd van de Gouden Gids in Nederland, heb gehad bij het voor de Yellow Pages toonaangevende bedrijf “The Berry Company” gevestigd in Dayton, Ohio (US) en feitelijk de uitvinder van de advertentie gedreven gecategoriseerd bedrijven gidsen die we naar de kleur van het papier waarop het werd gedrukt, gele (later in Nederland) Gouden Gidsen zijn gaan noemen.
Deze management cursus heeft grote indruk op mij gemaakt en definitief gebroken met (a) de eenzijdige beeldvorming die wij in Nederland over Amerikaanse bedrijven hebben en (b) het belang van op de lange termijn gerichte klantgerichtheid voor de continuïteit van het product en dus het bedrijf.
En van de uitgangspunten van Berry was dat de kwaliteit van de mensen, medewerkers, managers alleen bepalend zijn voor het succes van het bedrijf. En goede mensen hebben geen opgelegde procedures en regels nodig: dat is alleen voor de dommen! Politici begrijpen daar niets van, want volgens hen zullen er regels zijn en moeten komen. Als dat de maat is voor hete inzicht van onze overheidsdienaren, dan is daarmee de domheid van de bureaucratie in Brussel nog eens duidelijk bewezen: een grotere onnutte regelgeving-machine als de Europese Unie is niet te bedenken!
Maar ook het bedrijfsleven heeft er veel last van: regels, gebrek aan delegatie, gebrek aan vertrouwen (in de ondergeschikten) en vooral focus op korte termijn. Wat dat betreft is het nuttig eens te kijken naar “The Ten Truth” van The Berry company. Ze zijn leerzaam en openen ogen:
The Berry Company: The Ten Truth | Blueprint for Succes
OK, we hebben bedacht dat we schoolkinderen een door heel geleerde studeerkamer-deskundigen samengestelde spellingslijst,het groene boekje, met bijbehorende spellingsregels foutloos moeten leren toepassen. In zo’n systeem moeten onze onderwijzers en leraren deze onmenselijk taak wel laten uitvoeren en zullen ze die regels wel ongeveer moeten kunnen toepassen en uitleggen. Onmenselijk omdat werkelijk geen Nederlander voor 100% foutloos – uit zijn hoofd – volgens de wet kan (leren) spellen.
Groene Boekje
Maar los daarvan, spellingsregels in de huidige vorm zijn nutteloos en dienen geen ander doel dan dat heel veel mensen een minderwaardigheidscomplex aan te praten. Want vanaf dag één op school worden we gehersenspoeld, dat foutloos spellen hééél belangrijk is en dat het niet foutloos kunnen spellen laat zien hoe (a) dom je bent, (b) en je dus niet verder kan leren, (c) én dus niet vooruit komt in de echte wereld en tenslotte, de ergste kwalificatie: (d) dan ook niet zuiver kan denken.
Kortom niet goed (kunnen) spellen maakt van je een maatschappelijke paria. Hoe diep die afkeuring verankerd is, blijkt wel uit de voortdurende uiterst aggressieve toon die taalpuristen voortdurend uitstoten. Over haatzaaien gesproken!
Vandaag is er een rapport van Koopman (CDA) verschenen over de Oost-Europese (tijdelijke) immigranten nadat deze in het kader van het Europese open-grenzen beleid richting Nederland zijn gekomen. Het schijnen er 200.000 te zijn. Deze immigranten blijken vaak slecht te zijn gehuisvest en worden door malafide uitzendbureau’s uitgebuit. Schandalig natuurlijk en zoals we de laatste decennia gewend zijn is de commissie heel duidelijk: het is allemaal de schuld van de overheid, want zij hebben de immigranten niet goed opgevangen.
En dat is dus grote onzin, en het lijkt wel of niemand dat wil zeggen.
Los van het feit dat er, zie het rapport, grote vraagtekens te zetten bij het Europese beleid om ongeordend grenzen open te zetten. Het ondermijnt in ieder geval een fatsoenlijk werkloosheidsbeleid, en ons woningdistributiesysteem is niet ingericht op grote groepen nieuwkomers die op geen enkele wijze een woonhistorie hebben in een gemeente.
Goed maar Europa is heilig en wordt door malloten bestuurd dus daar is voorlopig niets van te verwachten, en voordat wij in Nedeland door hebben wat we eigenlijk aan regelgeving allemaal moeten aanpassen om onze staatkundige en maatschappelijke ordening geschikt te maken, niet voor de 17 miljoen onlangs nog in Nederland wonende Nederlanders maar voor de miljoenen Europeanen die gewoon kunnen beslissen hier te gaan wonen.
Goed dat gaat dus allemaal mis.
Verder is het natuurlijk zo of je nu uit China, Polen of Nederland komt, uitzendbureaus en andere werkgevers mogen geen slaven handel drijven en huisjes melkers weten waar ze zich aan hebben te houden als ze geld willen verdienen aan herbergen van grote hoeveelheden immigranten.
Daar hoeven we de wet- en regelgevng niet voor aan te passen. Hooguit moeten we meer controleren, handhaven en vervolgend, maar in z’n algemeenheid zal ook dat moeten binnen bepaalde prioriteitstellingen, en we kunnen niet aan alles wat niet goed lijkt te gaan in Nederland de hoogste prioriteit geven. Dat zal ons binnen de kortste keren aan de bedelstaf brengen.
Maar wat mij vooral irriteert is dat de politiek blijkbaar van mening is dat als iemand zich aan de grens meldt (deed hij dat maar) wij als overheid maar even voor opvang, huisvesting en fatsoenlijke werkgevers moeten helpen. Dat is natuurlijk onzin.
Ik denk in zijn algemeenheid dat iedere Pool, Roemeen, Hongaar of wat dan ook in de Europese Unie vind dat hij zijn geluk moet beproeven in Nederland zich toch goed voorbereid en – al in land van vertrek – zich voorbereid over waar en bij wie hij gaat werken en waar en hoe hij gaat wonen. Dat is de verantwoordelijkheid van de (tijdelijke) immigrant en natuurlijk niet van vadertje Staat!
Als hij dat niet doet, niet kan of denk dat iemand anders dat wel voor hem gaat regelen, dan komen daar natuurlijk problemen van. En dat is wat we nu zien.
Het zou mooi zijn dat de Nederlandse Overheid, als ze ziet dat een Oost-Europese) immigrant zich niet kan voeden, kleden, slapen en aan betaald werk komen, dan wij zo iemand weer kunnen terugsturen. maar ik denk zomaar dat die regelgeving niet door de Europese Bureaucratische beugels kan.
En dan krijgen we de grote rechtsongelijkheid. Nederlanders zorgen in principe zelf voor werk en wonen. Immigranten hoeven dat blijkbaar niet, dus die krijgen mooie voorzieningen, hulp,en ongetwijfeld een uitkering.
Het hele effect van dit pamperen zal zijn dat we onpraktische immigranten gaan krijgen, die niet hoeven en kunnen werken en die gewoon gaan zitten wachten, en anders klagen “waar blijft de hulp”.en vervolgens aan de hand worden genomen door vader staat. En de hulp die ze dan in naar het idee van Kopman krijgen, zouden zij in hun thuisland en nergens hebben gekregen. A-sociaal dus.
UPDATE: Na deze blogpost werd ik geattendeerd op een discussie over de persoon Alessio Rastani: het lijkt een charlatan te zijn: Hobbytrader volgens de Morgen.
Goldman-Sachs
Neemt niet weg dat onvoldoende in de discussie staat: de Euro crisis is alleen veroorzaakt door onverantwoordelijk opererende (Europese) politici en banken:
1. zij zijn een euro gestart op basis van een onleesbare overeenkomst (het verdrag van Maastricht),
2. zij zijn een monetaire unie aangegaan zonder dat daar een adequate politieke unie boven ligt
3. zij hebben bewust landen als Griekenland, Spanje, Portugal en Ierland in het unie willen meenemen, ondanks het feit dat ze gewaarschuwd zijn voor de negatieve gevolgen
4. zij hebben een paar jaar geleden zelf hun regels voor begrotingsdiscipline aan hun laars gelapt
5. zij zijn Griekenland gaan steunen terwijl het volstrekt duidelijk is dat door het gebrek aan economische kracht het land gewoon failliet is; niet nu maar al heel lang geleden en Griekenland heeft daarover gelogen
6. de banken hadden kunnen weten dat ze geld leenden aan Griekenland terwijl ze wisten dat alleen de andere Europese landen uiteindelijke in staat zouden zijn die terug te betalen en dat ze er vanuit gingen dat de EU dat ook wel zal (moeten) doen op enig moment
6. de politici maken nu de burgers bang met allerlei noodsenarios terwijl als ze ballen hebben nu het euro avontuur stoppen, verantwoording aan de keizers gaan afleggen en over een paar jaar gaan kijken wat we verder moeten doen.
Overigens is het onzin dat de economie van een land afhankelijk is van de valuta waarin ze handel wilt drijven: het zal gaan of je producten tegen aantrekkelijke prijzen op een wereldmarkt weten af te zetten.
“Not the gouverments rule the world; Goldman Sachs rules the world!” zegt Alessio Rastani.
Dit is de meest deprimerende video die ik ooit bekeken heb, maar het past wel in mijn beeld die ik zeker na de laatste banken crisis gekregen heb, maar ook nadat ik zelf een aantal jaren geleden zakelijk op het kantoor in London van Goldman Sachs ben geweest. De rol van de banken in deze wereld is verderfelijk en dat zijn ook de door hen gebouwde financiële systeem.
We zullen de banken en hun managers eens moeten afrekenen voor hun hebberigheid en rücksichtslos; we zullen bepaalde vormen van financiële handel moeten verbieden; we zullen moeten stoppen te denken dat Griekenland, Italië, Frankrijk, de Euro en de Europese Unie moet worden gered omdat anders onze banken wereld instort. Die zal eens moeten instorten, graag zo snel mogelijk, de ratten oppakken en veroordelen, en dan met gezond verstand, alsof we in de 50-tiger jaren leefden, onze economieën weer opnieuw opbouwen op basis van ondernemerschap, vakmanschap en inzet.
Laten we ook bedenken dat we in deze onnoemelijke ellende zullen terechtkomen door een hele reeks ondermaatse politici, in de verschillende landen en met name in de Europese Unie die zichzelf hebben aangepraat dat wat zij aan het bouwen waren iets te maken heeft met het welzijn van de burgers. Het waren en zijn charlatans en ook die zullen we eens moeten afrekenen op hun kortzichtigheid en eigenbelang die zoveel schade aan de welzijn van haar burgers heeft toegebracht en zal toebrengen. En O, ja ik voel mij Europeaan, meer dan Nederlander, maar ik voel mij zeker geen burger van deze Europese Unie.
We zullen ons verlies moeten nemen en zo snel mogelijk opnieuw beginnen.
We gaan vandaag stemmen. Prachtig, eindelijk kunnen wij (=de bevolking) iets zeggen over waar we naar toe willen in dit land. We zien dit traditioneel als de ultieme democratische plicht. Verkiezingen worden beschouwd als het bewijs dat ook Nederland behoort tot de club van fatsoenlijke democratische naties. En dat is natuurlijk ook zo.
Maar we realiseren ons niet dat wat we vandaag mogen doen bedacht is in de negentiende eeuw en sinds die tijd nauwelijks aangepast, terwijl we inmiddels in een maatschappij leven met heel veel verkeer (toen was de diligence en paard de snelste manier om je te verplaatsen) en ongelofelijke communicatie mogelijkheden tussen mensen. Met name Internet wijzigt de sociale en maatschappelijke context zo snel dat je je moet afvragen of dat stemmen met een rood plotlood in een stemhoekje eigenlijk wel zo democratisch in het huidige tijdsgewricht.
Typisch was dat gisteren bekend werd dat 60% van de Nederlanders vindt dat we ook via internet zouden moeten stemmen, maar een paar staatkundige puristen en technologie-haters hebben het twee jaar geleden voor elkaar gekregen dat de enige technologische vernieuwing van ons stemproces, de stemcomputer, weer heeft laten verdwijnen. Schande. Vooral Schande dat politici zich voor dat karretje hebben willen laten spannen. Maar zoals de Piratenparij het heeft gezegd, politici hebben geen idee wat Internet doet met de maatschappij en de mensen. Een twitter accountje gebruiken doet aan dit fundamentele gebrek aan inzicht niets af;
“Politici begrijpen niet dat het internet onderdeel is van de samenleving. Zij denken dat het iets is wat van kinderen afgenomen kan worden wanneer ze stout zijn. De politiek denkt dat het internet gecensureerd en afgetapt kan worden en dat het internet niet echt is”, aldus Falkvinge van de Piratenpartij.
Niemand vraagt zich blijkbaar af waarom we niet gewoon via Internet kunnen gaan stemmen. En als dat mogelijk wordt, dan moeten we ons direct afvragen:
Waarom stemmen we op partijen of personen, die ons vertegenwoordigd. Want ik vindt op punt A misschien Rutte wel prima, maar voor het onderwerp B steun ik de gedachten van Cohen. En als het gaat over Europa dan moeten we maar gaan uitvoeren wat Wilders wil, enz. Ja waarom eigenlijk, want zodra interenet het stemhokje wordt, kunnen we natuurlijk iedere dag stemmen over alle onderwerpen die aan de orde zijn. Sterker nog een Tweede Kamer met hun partijvertegenwoordigers heb je dan – als je tenminste geloofd in de ultieme democratische – echt niet meer nodig. Tenzij je vind dat onze burgers niet in staat zijn over alle staatszaken een oordeel te hebben. Dat vond de toenmalige politieke elite ook toen het ging over algemeen mannen stemrecht (want daarvoor mocht je alleen stemmen als je een bepaald bedrag aan belastingen betaalde) en toen het ging om het algemene vrouwenstemrecht (“vrouwen hebben geen verstand van politiek”). En vergist u niet dames en heren van de politiek, op internet stemmen iedere dag al heel veel N
Als de politici zich werkelijk zouden realiseren wat intenet betekent en hoe 70% van de bevolking zich daar reeds manifisteerd, dan zouden ze begrijpen dat vroeg of laat, geweldloos of gewelddadige, de politieke vertegenwoordigers zal worde vervangen door gewoon algemeen besluitrecht (geen referendus, gewoon besluiten!) via Internet waaraan alle burgers one-(wo)men-one-vote over de toekomst van Nederland gaat beslissen.
Zaterdag lees ik in de De Telegraaf over de heisa over de Euro het volgende: “Ik vind het onbegrijpelijke taal van tal van Europese politici om nu te spreken over een eurocrisis. Ze slaan wild om zich heen en maken mensen nodeloos bang.” Cees Maas (63), voormalig bankier en topambtenaar, stond mede aan de wieg van de euro en beziet de woordkeuze van politici met verbazing. “Het is een hype, pure emotie, ongefundeerd. De euro is ontworpen als verdedigingswal tegen inflatie. Nou, daar is niks mee aan de hand. De inflatie is gewoon laag in de eurolanden.”
Als je dit leest en de positie van deze bankier en top-ambtenaar wordt het allemaal wat duidelijker. In ieder geval hoe het proces van bureaucratie en ambtenaren-gekonkel die zo kenmerkend is voor de huidige Europse samenwerking loopt. En hoe groot – en dat is het verontrustende – de afstand is tussen regerenden en onderdanen. Tijd om die stal een keer schoon te vegen.
Laten wij nu denken dat onze politici geduldig werken aan het welzijn van de bevolking in Europa en voor die prachtige gedachte een Euro willen invoeren! Nee, zegt de ambtanaar en bankier die blijkbaar bij het hele proces betrokken is geweest en dus één van de weinige mensen die het verdrag van Maastricht hebben gelezen en begrepen. Nee, zegt die ambtenaar, de Euro is er voor het beteugen van de inflatie en zie: “het werkt”. Nu breekt mijn klomp.
Inflatie beteugelen is altijd een zaak geweest van verstandig overheidsbeleid. Veel landen, in Europa met name de zuidelijke landen en Frankrijk kunnen dat niet erg goed, omdat spaarzin voor slappe politici meestal niet de meest voor de hand liggende eigenschap is. De Noordelijke landen, Nederland en vooral Duitsland kunnen en doen dat beter. Als ik het verhaal van Maas nu goed lees is het vooral op aandringen van Frankrijk naar de Euro gestreefd, en “die was voor de Fransen alleen acceptabel als Duitsland de D-mark zou opofferen aan verdere Europese integratie”.
Nu, in zijn naïeviteit, wordt het allemaal duidelijk: “De Euro is er voor Frankrijk om zijn zijn inflatoire politiek door Duitsland (en Nederland) te laten financieren. En guess wat: het werk nog steeds, de inflatie is laag. Daarmee financieren we dus al jaren het beleid van Griekenland, Spanje, Italië, Portugal én Frankrijk om niet te sparen, de eigen waarde vermindering van de eigen economie niet tegen te gaan met verstandige maatregelen, want Duitsland (en Nederland!?) is er ingestonken: Duitse Marks is ingeleverd en moet nu wel.
Wat Maas natuurlijk ook weet is dat er geen monetaire en financieel beleid kan worden gevoerd rond een munt als deze niet is bebaseerd op een staatkundige structuur die zorgt dat de juiste beslissingen kunnen worden genomen als dat nodig is. We hebben nu wel een centrale Europese bank zonder gezonde democratische controle en zonder dat daartegen over een sterke regering staat. Nu weet ik wel dat de bureaucraten willen en vinden dan centrale banken aan niemand verantwoording hebben af te leggen, ze zijn immers onafhankelijk. En dan komen we op een eerder punt van mij over de euro-crisis: eerst staatkundige eenheid en dan pas een monetaire unie. Dat is de fundamentele verkeerde weeffout waardoor de Euro nu wel degelijk in gevaar is, omdat de burgers van Europa gaan begrijpen dat ze er ingeluisd zijn. Economische is de Europese Monetaire Unie op wereld niveau al lang niet opgevallen door bijzondere economische prestatie. Lees verder “Euro niets aan de hand: de dictatuur van de banken”
We worden al weken door, vooral de televisie, op de hoogte gehouden van de protesten die in de straten van Bangkok tegen de regering wordt gevoerd, en wat ik begrijp vooral tegen de premier is gericht. Als ik die beelden zie doe mij dat sterk denken aan de revolte in Parijs in de zestiger jaren (ik ben oud genoeg dat ik dat toentertijd zelf dagelijks heb kunnen volgen) de provo-beweging en de bezetting van het Maagdenhuis. Ik zie veel overeenkomsten, vooral in de manier waarop de journalisten met dit soort protesten omgaat.
Want wat mij opvalt is, dat bepaalde kritische vragen over wat daar gaande is en of iedere bewerking wel klopt, correct zijn, respectievelijk wat daar werkelijk aan de hand is, ontbreken. De vragen die ik zou hebben en als journalist zou stellen en proberen te beantwoorden zijn:
1. Hoe groot is nu eigenlijk de beweging? Het komt op mij over dat het zeker geen volksopstand is, maar een betrekkelijk kleine groep, waarschijnlijk studenten, die de publiciteit van de media heeft weten te vangen en daardoor aanzienlijk meer kabaal maakt dan op grond van hun steun bij de bevolking (ook die buiten Bangkok) heeft. Dergelijke analyse zijn bij mij weten niet gemaakt: de media gaat er vanzelf sprekend vanuit dat het een grote massale volksopstand is. Ik hoor ook niets van opstanden of betogingen/protesten in andere plaatsen van het land. Erg diep gaat blijkbaar de protesten niet. Een bewijs is niet het interviewen van een “toevallige” voorbijganger. Iedere journalist weet dat hij altijd wel een voorbijganger vindt die de gewenste teksten zal uitspreken.
2. Hoe legitiem is de “eis” van de betogers? Ik heb de indruk dat volgens het lokale staatsrecht er niets onrechtmatig is gebeurd en dat het vooral dus gaat om de eis van aftreden van een politieke tegenstander, die verder niets heeft misdaan, anders dat het volgens het Thaise staatsrecht is gekozen tot premier. Ik weet het ook niet zeker, maar ik constateer dat wordt gesuggereerd dat de betogers aan de goede kant staan (vrijheid, democratie van) van een dictatoriaal systeem. Volgens mij is Thailand een tamelijke democratie, waarschijnlijk niet in alle opzichten volgens onze standaarden, maar het is zeker geen dictatuur als Burma, Viet-nam, Noord-Korea.
3. Wie organiseren die betogingen? Het is zeker geen spontane actie; de leiders van de beweging maken een professionele indruk, geschoold in propaganda en bespelen van de pers; er moet veel geld zijn om de protest middelen te bekostigen. Kortom er zit een beweging achter. Wie of wat dat is blijft voor ons onduidelijk, er wordt niet over gesproken. De leiders maken op mij ook niet de indruk dat ze zeer over van democratische beginselen. Let wel op, we willen dat liever niet horen, maar de leiders van studenten opstanden in Parijs (en ook in Nederland) waren over het algemeen geharde fundamentalistische communisten, die er niet tegen op zouden zien, als ze hun gelijk hadden gekregen en aan de macht waren gekomen, hun politieke tegenstanders uit naam van het welzijn van het volk, de mond te snoeren of een kopje kleiner te maken. In die tijd heb ik mij verbaast over de demagogische optreden van de studenten leiders in collegezalen, die uit naam van democratie een uiterst onverzoenlijk en in wezen zeer gewelddadig optreden laten zien; en wat het meest verontrustende was dat de politiek en de media dat gedrag op geen enkele manier aan de orde (durfde) te stellen.
4. Hoe grote verstoring van het dagelijkse leven zijn de betogingen nu eigenlijk? Het is duidelijk dat de betogers, actievoerders het leven in een deel van de stad Bangkok ontwrichten. Ook hier kan echter spraken zijn van gezichtsbedrog. Toen de kakersrellen in de Vondelstraat in Amsterdam uitbraken, gingen de beelden de hele wereld rond, als of heel Nederland, dan tenminste heel Amsterdam in vuur en vlam stond. In werkelijkheid ging het letterlijk maar om twee straten, en dat beeld werd door de journalisten ook niet gecorrigeerd. In die tijd weigerden in ieder geval onze amerikaanse zaken partners naar Nederaland te komen voor overleg, want “dat was veel te gevaarlijk”. Het zou goed zijn dat we ons als publiek van de media realiseren dat veel dat wij als onregelmatigheden en protesten op TV zien, niet veel meer is dat een georganiseerd straattoneel dat alleen wordt opgevoerd als de televisie-camera’s draaien. Nu zal het in Bangkok allemaal wel enige omvang hebben, maar echt zicht daarop hebben we hier niet.
5. Waarom wordt er nu pas door de machthebbers, die slechteriken, gewelddadig ingegrepen? Wat mij opviel was de – tot voor kort – uiterst tolerante opstelling van de heersende machthebbers en politici. Bereid tot overleg, weinig werd de betogers in de weg gelegd. Er werd niet opgetreden, of anders zeer beheerst. Desondanks bleef de toon van de protesterenden zeer onverzoenlijk. We weten het dus niet, want daarover wordt niets gezegd, wat die machthebbers nu hebbend doen besluiten om wel geweldig te gaan optreden. Dat is nooit leuk en vaak niet goed te praten. Maar zonder antwoorden op bovengenoemde vragen hebben we hier misschien wel snel ons oordeel al klaar en scharen ons aan de kant van de “roden” terwijl we eigenlijk niet weten waar we dan voor kiezen. Misschien is dat een partij waar we helemaal niet mee geïdentificeerd zouden willen worden. Waarschijnlijk zal pas over decennia duidelijk worden of onze huidige sympathie voor de opstandelingen terecht was en of we ons niet door de oppervlakkige en gevoelsmatige sympathie van de ter plekke zijnde media verkeerd hebben laten leiden.
Cookies en Privacyverklaring
Wij gebruiken gelukkig cookies voor deze blog om de gebruikers het beste resultaat te geven bij het onthouden van jouw voorkeuren en herhaald bezoek aan de blog. Deze blog verzamelt geen marketing cookies. Als je op 'Accept' klikt óf je gaat door met scollen en klikken op de site, ga je akkoord met het gebruik van de door ons geïnstalleerde functionaliteit.
This website uses cookies to improve your experience while you navigate through the website. Out of these cookies, the cookies that are categorized as necessary are stored on your browser as they are essential for the working of basic functionalities of the website. We also use third-party cookies that help us analyze and understand how you use this website. These cookies will be stored in your browser only with your consent. You also have the option to opt-out of these cookies. But opting out of some of these cookies may have an effect on your browsing experience.
Necessary cookies are absolutely essential for the website to function properly. This category only includes cookies that ensures basic functionalities and security features of the website. These cookies do not store any personal information.
Any cookies that may not be particularly necessary for the website to function and is used specifically to collect user personal data via analytics, ads, other embedded contents are termed as non-necessary cookies. It is mandatory to procure user consent prior to running these cookies on your website.