Joran van der Sloot: verschil tussen schuldig, niet kunnen bewijzen en onschuldig

·

Joran van der Sloot is weer eens op zijn manier in het nieuws. Het eerste wat bij mij opkwam, niet erg professioneel, is dat de vlucht van Joran hier bewijst dat hij aan de laatste moord in lima (Peru) schuldig is; en nog twijfelachtiger: dan kunnen gevoegelijk de twijfels die we nog hebben over zijn moord op Antalee Halloway ook wel vergeten: die heeft hij zeker ook vermoord.

Nu is in het strafrecht gewoonte te zeggen, dat “men pas schuldig is als men door de rechter is veroordeeld”.  Maar dat is natuurlijk onzin. De stelling zou moeten luiden: “men is pas schuldig als zijn misdaad is bewezen“. En natuurlijk hebben wij als maatschappij het feit of iets (juridisch) bewezen is aan de rechter voorbehouden, maar dat kan individuen niet weerhouden om iemand bewezen schuldig te vinden, ook als de rechter de misdadiger vrijspreek. Drie voorbeelden:

  1. Iemand ziet dat persoon N een misdaad begaat. In de rechtzaal wordt die getuigenis door de advocaat van de verdachte in twijfel getrokken, want er is veel onderzoek naar de (on)betrouwbaarheid van getuigen, dus twijfel is snel gezaaid; er is geen ander ondersteunend bewijsmateriaal. De rechter besluit tot vrijspraak vanwege gebrek aan bewijs. Een vrijspraak op juridisch gronden, want voor de getuigen is die dader natuurlijk gewoon schuldig en terecht. die kan je de mond niet snoeren met de droogreden van: “men pas schuldig is als men door de rechter is veroordeeld’.
  2. De politie/justitie heeft een verdachte op het oog in verband met een misdaad. In dat kader wordt de verdachte – geheel volgens de spelregels – afgeluisterd. Bij dit afluisteren wordt er door de verdachte een gesprek gevoerd met zijn advocaat, waarin hij aangeeft de misdaad gepleegd te hebben. Dit gesprek komt in het proces-verbaal. De verdachte wordt nu om een procedure fout (gesprekken met de advocaat kan in een strafzaak niet worden gebruikt; tegen de regels van een eerlijk proces). vrijgesproken. Hier zullen de agenten zeker, maar iedereen die nu de inhoud van die gesprekken kent, terecht vinden dat de verdachte schuldig is, wat we ook om goede of slechte reden hebben bedacht ter bescherming van de verdachte tegen waarheidsvinding.
  3. Iemand begaat een misdaad. Op enige moment legt die dader vrijwillig en niet onder druk (of aan iemand) een bekentenis af. Hij/Zij krijgt spijt van die bekentenis, en trekt die bekentenis in de strafprocedure in. Er is geen voldoende ondersteunend bewijs. Verdachte wordt in de rechtzaal op grond van (juridisch) gebrek aan bewijs vrijgesproken. De hele wereld die kennis heeft genomen van die vrijwillige bekentenis, zal ondanks een rechtelijke uitspraak, blijven vinden dat hij schuldig was en moet dat natuurlijk ook kunnen uiten. Dat is het geval van Joran van der Sloot en de moord op natalee Hollway.

De discussies en de onvrede over de wijze waarop in Nederland (straf)recht wordt gesproken wordt m.i. door twee zaken veroorzaakt; (a) het strafrecht is niet gefocus op waarheidsvinding maar op het toepassen en naleven van procedures. Rechters spreken geen recht; ze kijken of de procedures strikt zijn nagekomen. (b) we maken alleen onderscheid tussen  een verdachte is die veroordeeld (dus schuldig) is en een verdachte die niet wordt veroordeeld (dus juridisch onschuldig is). Dat laatste geeft dan nog eens het probleem dat we niet veroordeelden en juridisch dus vrijgesproken met allerlei procedures vervolgens schadevergoedingen kan eisen. Dat is in geval 2 van hierboven zeer tegen het Rechtgevoel.

Daarom zouden we altijd juridisch gesproken drie soorten uitspraken van een rechten moeten onderscheiden:

  • schuldig omdat het overtuigende bewijs geleverd is
  • (tijdelijk) vrijgesproken van vervolging omdat er onvoldonde bewijs is en dus twijfels
  • vrijgesproken omdat het onomstotelijk vast is komen te staan dat de verdachte het misdrijf niet heeft kunnen plegen.

Alleen in het laatste geval zal de verdachte recht hebben op vergoedingen voor de geleden (emotionele) schade.

Louis Couperus: Brieven van den Nutteloozen Toeschouwer (1914)

In augustus 1914 bevond onze schrijver Louis Couperus zich in München toen de eerste wereld oorlog uitbarstte: de meest nutteloze van alle nutteloze oorlogen. Couperus ging toen brieven schrijven over wat hij voelde en meldde dat hij slechts een nutteloze toeschouwer was. Zoals wij allemaal als het gaat om grote gebeurtenissen waar wij als burgers geen invloed op hebben gehad of mogen hebben. De hoge heren beslissen wel wat goed voor ons is; en ze bedoelen wat goed voor hen is. Dat is de stemming waarin ik mijn tegendraadse artikelen over politieke onderwerpen steeds schrijf.


Andere berichten