Een van de effecten van de PC/Internet-revolutie is dat de kosten voor het produceren én distribueren/publiceren van media-uitingen duizelingwekkend omlaag is gegaan. Het gevolg is dat iedereen zijn eigen producten kan maken en wereldwijd kan publiceren. Daarmee wordt de traditionele rol van uitgevers, producenten, televisiezenders, journalisten, auteurs, fotografen, drukkers op z’n minst anders, en soms zelfs gemarginaliseerd. Het internet heeft nog een ander effect namelijk dat de productie van werken, tot voor kort voorbehouden aan speciaal opgeleide creatieve auteurs (fotografen, schrijvers, journalisten, filmmakers, enz) zo is geëxplodeerd dat die auteurs in de prijsvorming niet meer kunnen profiteren van schaarste en dus de economische voordelen van te behoren tot een excellente groep van experts. De macht van de gezel en de meesters verenigd in besloten gildes is definitief voorbij!
Een voorbeeld. Daar waar de vereniging van fotografen in Nederland graag nog wil lobbyen bij de overheid voor het weer invoeren van vaste tarieven voor het publiceren van foto’s (verboden door de NMA) met gemiddelde tarieven van tussen de €200-300 voor de eenmalige publicatie in Nederlandse werken, is er op sites als iStockfoto.com een miljoenen aanbod van foto’s die voor €5-10 euro kan worden gedownload en dan onbeperkt wereldwijd kan worden gebruikt. Dat is in de transparante wereld van het internet blijkbaar de marktprijs van een goede foto, en gezien de hoeveel foto’s die er per dag worden gemaakt en gepubliceerd op het net is er ook alles behalve een schaarste aan foto’s die de traditionele hoge licentie-fee’s rechtvaardigen.
Wat voor foto’s geldt op het internet geldt ook voor bijvoorbeeld nieuwsgaring: door twitter en de foto- en filmcamera’s die bijna iedereen in zijn zak heeft zitten, maakt dat de crowd (en dus de onbetaalde amateurs) nu de grootste aandrager van nieuws is geworden. Het monopoly van de persbureau’s is daarmee doorbroken. Via twitter weten we nu eerder dat er ergens wat gebeurd of gaande is, dan via het ANP.
Maar ook de hoogopgeleide en goed betaalde journalist heeft opeens duizenden concurrenten: zonder enige drempel kan letterlijk iedereen – gratis en zonder daarvoor betaald te hoeven worden – over zijn interesses, frustraties, hobby’s, geloof, zijn mening kwijt of anderen wijzen op wetenswaardige zaken. Zaken die – dat is de eigenschap van de long-tail van de onderwerpen op internet – meestal in de traditionele media geen plaats krijgen, omdat die media, ook bij special interest-bladen, per definitie bezig zullen zijn met onderwerpen uit de short-tail. Al was het alleen maar omdat door hoge kosten, papier en fysieke distributie uitputtende behandeling van onderwerpen voor een kleine lezersschare niet rendabel is.
En let wel: er zijn goede én slechte journalisten en er zijn goede én slechte bloggers, maar wat vooral op het enorme podium van de internet verrassend is dat er ook zoveel kwaliteit onder die amateurs zit. Veel talent die gedreven “hobbyisten” in hun kennis en kunde nu kunnen tonen en die vaak dieper en completer is dan menig professionele deskundige.
Maar die onverwachte en massieve concurrentie van journalisten door bloggers heeft nog wat andere effecten.
Amateur- en gelegenheidsbloggers zijn niet als journalisten opgeleid. Dat heeft het voordeel dat ze via een het per definitie gesloten systeem van journalisten opleidingen ook niet zijn opgezadeld met de mores die de beroepsgroep (een gilde) oplegt aan haar nieuwe leden (gezellen). Natuurlijk, die mores kent natuurlijk veel goede op het vakmanschap gerichte vaardigheden, maar leert de gezel ook niet zo relevant gedrag aan en het collectief aanvaarden van een standaard beroepsopvatting: sjofel kleden, onnodig sacherijnig naar te interviewen personen, neerbuigend naar het klootjesvolk, laten zien dat je natuurlijk de Volkskrant leest, afzeiken van bloggers (amateurs en inhoudelijk niet relevant; overschrijvers, niet taalvaardig en voornamelijk scheldende egotrippers), arrogant want ze hebben immers een redactiestatuut aan hun zijde, en zich vooral zichzelf op een voetstuk plaatsend omdat ze tenslotte de ultime hoeder zijn van de democratie. Daarmee vinden ze dan ook eigenlijk dat hun werk zo’n beetje het meest maatschappelijk relevante beroep dat er bestaat. Deze groep belijdt ook – tenminste met de mond – de opvatting dat hun journalistieke arbeid laat zien dat zij vooral eigen onderzoek heeft gedaan (en zich dus niet kritiekloos neerlegt bij wat andere zeggen, of nog erger zaken overschrijft) en dat de ultime opdracht van de journalist natuurlijk is de onthullende journalistiek als uitkomst van hun noeste onderzoeksarbeid.
De ultime arrogantie van een Nederlandse journalist blijkt natuurlijk uit een bordje – nog steeds aanwezig in het oude Volkskrant gebouw aan de Wibautstraat in Amsterdam – waarop bij de deur naar de redactievleugel staat: “alleen toegankelijk voor journalisten”.
Natuurlijk overdrijf ik en is deze beschrijving van de mores een karikatuur. Want er zijn vele ook prima journalisten die niet zo’n last hebben van dit soort collectief norm-gedrag. Maar menigeen die beroepsmatig met de journalisten uit de oude wereld te maken hebben gehad, zal deze karikatuur in meer of mindere mate herkennen.
Een ander effect van de vele blogs en bloggers op het internet is dat de in de groep van serieuze journalisten opgelegde zelfcensuur wordt doorbroken: er kan nu weer vrijelijk worden gepubliceerd, meningen geventileerd en gediscussieerd ook over onderwerpen waarvan de journalisten (meestal samen met de vertegenwoordigers van de heersende politieke elite) hadden uitgemaakt dat ze politiek niet correct waren en waarover dus niet publiekelijk kan worden gediscussieerd. Het bloggen op internet is dus vooral ook het feest van de democratie en een niet in te dammen recht van de vrije meningsuiting. Vandaag kwam ik daar nog een aardige alinea als voorbeeld tegen in een belangrijke blog over de huidige klimaat-discussie:
“People in the mainstream media who wonder why support for action to reverse or halt climate change has disappeared do not seem to understand that an almost daily diet of embarrassment does eventually have an effect. Because the mainstream media chooses not to cover these stories in any detail–often not at all–they forget that more people read this weblog than most newspapers, and they come from all around the world.”
En natuurlijk in Amerika zijn vele kwalitatief hoogstaande blogs over een grote verscheidenheid van onderwerpen die inmiddels meer lezers en invloed hebben dan de traditionele media. Nederland gaat natuurlijk gebukt onder haar beperkte taalgebied. En ik durf ook de stelling aan dat het bloggen op internet nu al meer maatschappelijk relevant is dan wat de traditionele journalisten in druk laten verschijnen.