De kwaliteit van het onderwijs: waarom meer geld nu niet zal werken

Bij Follow The money nu gratis te lezen een artikel van Marlise Eerkens over de kwaliteit van het (basis) onderwijs. Daarin de verwondering opwekkende stelling dat er steeds meer geld naar het basis onderwijs gaat en de kwaliteit toch steeds meer achteruit gaat.

Laten we dan hier even veronderstellen dat je de kwaliteit van het onderwijs goed kan meten, want dat hangt uiteraard af van welke doelstellingen je uit gaat en dat je een betrouwbaar meetinstrumentarium hebt. Maar in ieder geval dusdanig meten dat de kwaliteit tussen scholen in Nederland, in de tijd afgezet en in vergelijking met andere landen kan worden vastgesteld. Dan blijkt dat onderwijs steeds meer achteruit gaat in vergelijking met de andere OESO-landen. Daar waar we enkele tientallen jaren geleden nog als vanzelfsprekend in de eredivisie meespeelden.

D e verwondering van de auteur van het artikel vindt zijn grond in de vooronderstelling dat goed onderwijs een kwestie is van goed organiseren. En, in ambtelijke sferen, is goed organiseren vooral een kwestie van procedures, verslaglegging, kwaliteitscyclussen, transparant communiceren, voortgangsrapporten, consultants, cursussen voor van alles en nog wat, studie dagen, elkaar de maat nemen.

En, o verrassend en voorspelbaar, dit leidt niet tot kwaliteit. Het leidt tot ambtelijkheid, onderling wantrouwen, afschuiven, zwartepieten, en extra onnutte kosten maken. Dat is precies wat we zien.

Nu zei de directeur bij het beste bedrijf waar ik ooit drie maanden heb mogen rondkijken, The Berry Company in Dayton Ohio het al treffend tegen mij: “Rules are for the weak and uncompromised standards of execellence are for the strong

Dat adagium is bij de schrijfster van het artikel – zeer nuttig en informatief overigens – ook niet doorgedrongen want ze schrijft verongelijkt: “Een van de meest in het oog springende kenmerken van het Nederlandse onderwijssysteem is de lumpsumfinanciering die in 2006 in het basisonderwijs is ingevoerd. Dit systeem komt erop neer dat schoolbesturen een zak geld krijgen van de overheid en vervolgens zelf kunnen bepalen hoe zij die willen uitgeven. Binnen de OESO-landen is dit uniek. Er is geen ander land waar de overheidsplicht om alle kinderen kwalitatief hoogstaand onderwijs te bieden bijna volledig is gedelegeerd aan de schoolbesturen.”

Daarom kijkt ze onder de verkeerde steen van het beter organiseren, andere procedures, vooral meer centraal geregeld en verordineerd, maar helaas pindakaas dat zal niet helpen.

Want dat de kwaliteit van het onderwijs achteruit holt is evident maar is m.i. het gevolg van de grote maatschappelijk trends welke ons vanaf de zestiger jaren in de greep hebben. Van af die periode is de westerse wereld onder invloed gekomen van de romantiek en is het links socialistische gedachte goed van gelijkheid dominant geworden in ons denken. Romantici vinden zielige mensen interessant en zal daarom hun situatie herkenning, begeleiden, adviseren, maar nooit oplossen; en de gelijkheid-narratief maakt dat (behalve in de sport) prestatie-dwang, presteren en excelleren verdacht zijn en dus geworden. Want, zo is de gedachte, het maakt de mensen ongelukkig; want stress.

Dat heeft direct gevolg gehad op de wijze waarop we naar het onderwijs zijn gaan kijken en de mensen die voor de uitvoering moesten zorgen verkeert selecteren en verkeerd instrueren. Onze verwachtingen van school, haar bestuur en haar onderwijzers, de inspectie, de dus de verantwoordelijke politici maken dat we nooit goed onderwijs zullen kunnen leveren. Want wat hebben we gedaan:

(1) de kwaliteitseisen die we stelde aan de prestaties van de te onderwijze kinderen hebben we afgezwakt. Iedereen moet naar de universiteit kunnen zo’n beetje in extreme: hét gelijkheidsprincipe! Dan kan natuurlijk niet vanwege de evidente verschillen in cognitieve vaardigheden, dus dan moet je onvermijdelijk de toelatingscriteria afzwakken. En dat hebben we vrolijk gedaan.

(2) alle situatie van prestatie-dwang, competitie, concurrentie hebben we langzaam maar zeker uit het onderwijs gesloopt. We zijn begonnen met leerlingen met specifieke problemen te pamperen (en vooral aan te praten dat ze heeel zielig zijn; de romantiek!), we zijn gaan inzetten op individueel onderwijs en veel individuele aandacht van de leerling, kleinere klassen. En iedereen vind dat goed en prachtig, zeker als het je eigen kinderen betreft, maar hebben niet door dat daarmee de onderlinge competitie, een hele sterke motor voor prestaties, geheel tot stilstand is gekomen in het onderwijs. In de zeventiger jaren herinner ik mij nog onderzoek te hebben gezien waaruit bleek dat de gemiddelde schoolprestaties van de leerlingen in grotere klassen beter was dan in kleinere klassen. En de onderzoekers meende daarvoor ook een sluitende verklaring te hebben gevonden, namelijk dat in groter klassen de competitie zwaarder is en dus er harder gewerkt moet worden om op te vallen en te onderscheiden.
Het laatste voorbeeld van het wegnemen van elke competitie-element (want het is zo stressvol) is het afschaffen van het geven van cijfers en dus ook de kwalificatie van ‘Cum Laude’ bij afstuderenden van de medische faculteit van de Vrije Universiteit. En iedereen heeft instemmend geknikt: dit is de weg. Ja dit is de weg naar gegarandeerd minder kwaliteit.

(3) Dat afzwakken van de competitie en het afzwakken van kwaliteitseisen heeft dan ook onvermijdelijk ook een direct gevolg gehad voor de selectie van vakmensen en kwaliteit van de opleiding van de onderwijzers en docenten. Waardoor we in een niet te stuiten vicieuze cirkel komen van steeds minder kwaliteit in de effecten van ons onderwijs systeem. En dan komen we aan de kern van wat onderwijs goed, professioneel en effectief maakt: de (individuele) kwaliteit van de onderwijzers. Niets zal die factor van een goede professionele onderwijzer die zijn vak verstaat kunnen goedmaken; wat je ook doet, hoeveel geld je er ook in steekt; hoe professioneel de kwaliteitssystemen ook zijn; hoe goed het curriculum ook in elkaar is gestoken. Niets helpt als niet de kwaliteit van de docenten op orde is. En goede, excellente docenten hebben geen procedures nodig om goed werk af te leveren. Dat doen ze dan als vanzelfsprekend en zonder aansturing.

Daar ligt de kern van het probleem en het probleem is dat we in de westerse wereld nu juist dat niet meer weten aan te pakken; onze romantische linkse gelijkheids-gelovers zitten ons daarvoor definitief in de weg.

Mijn opmerkingen onder punt (3) heeft iets onrechtvaardigs, omdat er nog steeds natuurtalenten zijn onder onze docenten die kennis, kwaliteit en kunde hebben en gedreven zijn om goed onderwijs te geven. De leerlingen zullen deze docenten ook direct herkennen en op handen dragen. Een bijkomend effect is dat deze docenten door hun eigen standaard van excellentie in het overgereguleerde, georganiseerde onderwijs systeem gefrustreerd raken en afvallen. Meestal met een burn-out; vaak ook gewoon door te vluchten. Voor deze mensen dienen we een standbeeld op te richten! En we ons te schamen ze zo te frustreren; al was het maar uit eigen belang, want zij kunnen anders niet onze kinderen weer het onderwijs geven waarvan we allemaal weten dat het essentieel kan zijn in hun toekomstige functioneren.

Niet kunnen presteren en excelleren maakt de mens ongelukkig. Gebrek aan goed onderwijs zet de mens op achterstand, maakt het vrijwel onmogelijk het leven naar eigen hand te zetten en dus waardoor geluk steeds meer een droom wordt voor anderen maar niet voor mij.