Wederom is, ditmaal door Wegener, aangekondigd dat er ontslagen vallen in het kranten bedrijf. De neergang van dagbladen, die zich inzette in de laatste jaren van de vorige eeuw, lijkt niet te stoppen. In die periode was ik directeur van de Stem te Breda, die wij later hebben gefuseerd met het Brabants Nieuwsblad uit Roosendaal. De opkomst van Internet lijkt de grootste oorzaak, of beter geformuleerd de gemiste kansen daarop van de dagbladsector door gbrek aan visie en daardoor met de juiste maatregelen te komen. Maar Internet is zeker niet de enige oorzaak, Internet heeft het proces wel versneld en maakt de ramp en de neergang dieper. Wat is er allemaal meer aan de hand?
Globale analyse van de problemen in de Nederlandse dagbladwereld
Als uitgangspunt van deze analyse wil ik het uitstekende en zeer leesbare onderzoek van Piet Bakker “Persfusies en oplage-ontwikkeling in Nederland 1983 – 2001” uit november 2002 nemen. Het onderzoek beslaat een, naar achteraf blijkt, een cruciale periode van de dagbladen in Nederland. Er werd afscheid genomen van relatief kleine en zelfstandige krantenbedrijven met een rijke historie, vaak lang geleid door tot de verbeelding sprekende directeuren/eigenaren, aangeduid als de courantiers. Het was in deze periode ook dat het proces van het verbreken van de relatie met de achterban als deze was gebaseerd op geloof of politieke fstroming. Ik zal op dit punt niet verder ingaag, maar een duidelijk effect daarvan is wel dat dus de betrokkenheid en identificatie met “onze” krant van de lezers aanzienlijk is gedaald; wat de oplage dalingen vergemakkelijkt heeft. Een nooit zo belicht punt van deze ontkoppeling van politiek en religie is ook dat er vervlakking van de inhoiud van de krant is gekomen (alle redactiestatuten gingen op elkaar lijken) en daarmee is de diepgang van de maatschappelijke discussie geen dienst bewezen.
Het was ook het tijdperk van verregaande technologische vernieuwingen in het productieproces: van lood naar film en later digitaal; van met de hand bediende persen naar volautomatisch bestuurde persen; , van typmachines naar computerschermen; van kaartenbakken naar databanken; van knipselarchieven tot elektronische archieven en van plakopmaak naar schermopmaak; van foto’s ontwikelen in de donkere kamer, naar digitale fotocamera’s. Het enige wat niet veranderde was de bezorging, de papierrollen en het ijzer van de drukpers. Dat is allemaal in de tachtiger en negentiger jaren ingrijpend gewijzigd, en ook dat bheeft zijn weerslag gehad op de steeds mer verouderde medewerkers en organisatie. We waren vooral naar binnen gericht bezig.
Het was de tijd dat de kranten van de televisie, zowel in termen van tijdsbesteding als de reclame inkomsten van de STER, een gevoleige concurrent werden van het medium dagblad. De kranten werden, vaak onder slechte bedrijfseconomische vooruitzichten, verkocht aan grotere uitgeefconcerns. Die economie van een dagblad wordt nogal bepaald door de kapitaalsintensieve investeringen in drukpersen. Overnames en fusies zijn in deze branche dan ook vooral het verhaal van de noodzakelijke vernieuwing van de persen. VNU, Wegener, PCM maar ook de wat kleinere bedrijven als Damiate Pers, en Hazewinkel. In de tachtiger jaren, onder druk van de grote concern die het vak van marketing in de organisatie heeft gebracht stegen de oplages en werd in 1983 een bereik in de Nederlandse huishoudens gehaald van 87%! Hoewel op papier de oplage tot 1995 bleven stijgen (op papier, omdat in de negentiger jaren de oplage cijfers enorm kunstmatig werden opgekrikt door de september aanbiedingen van goedkope proefabonnenten) is vooral opvallend dat vanaf 1983 er een glijvlucht is geweest in de totale dekking: van 87% naar 64% in 2001. Vergelijkbare dekkingscijfers voor dit moment ken ik niet maar mijn eigen schatting komt dat in de buurt van 58%. Voor de vergelijkbaarheid zijn dit cijfers zonder de gratis dagbladen en de het internetbereik en beide ontwikkelingen zijn grote lichtpunten in de positie van de dagelijkse nieuwsvoorziening en de verspreiding daarvan onder de bevolking.
Als ik nu terugblik op de negentiger jaren van de vorige eeuw dan denk ik dat de dagbladen in Nederland de volgende problemen tegenkwamen respectievelijk opriepen. Min of meer in willekeurige volgorde: de omslag van levenslang betrokkenheid van eigenaar/bestuurders bij zijn krant naar “zetbazen” (ik bedoel dat niet oneerbiedig, want ik was er zelf ook één) van concerns die kwamen en gingen. Dat is het verhaal van de verschuiving van een lange termijn focus naar dat van de korte temijn van het halen van de jaarlijkse (financiële) groei. Verder moet genoemd worden de valkuil van de complexe en starre, en dus mislukte automatisering, met als gevolg dat automatsering de ontwikkeling van de noodzakelijk ontwikkeling van de krant heeft tegengewerkt. Als direct gevolg van de sfeer van de zestiger jaren een kunstmatige en onnodig gecultiveerde tegenstelling tussen de (hoofd)redacties en de directeur/uitgevers. Het zeker voor de regionale dagbladen verlies van gevoel en contact van de redactie met zijn/haar lezers. Het bureaucratiseren van de organisatie met verschuiving van de macht en besluitvorming van de (lokale) werkers aan de krant naar de overhead van het centrale kantoor. Je zou het ook kunnen beschrijven van de machtsgreep van de boekhouders op het productieproces. Dan moet er iets gezegd worden over het prijsbeleid, zowel de verhoging van de abonnementstarieven als de advertentietarieven. En dan ntenslotte natuurlijk de onbegrepen Internet ontwikkelingen.
NB: deel II van het verhaal volgt binnenkort