Overheid en Media in het internet tijdperk

Iedereen die een rol speelt in de rechtstaat en democratie van Nederland is het er over eens dat de overheid zich niet heeft te bemoeien met de media. Vrijheid van meningsuiting, vrijheid van drukpers (let op het woord “pers”) en een onafhankelijke (hoofd)redactie staat hoog in het zadel. We hebben de journalisten van de officiële pers ook boven andere Nederland gesteld als het gaat om het (niet) helpen van de justitie bij wetenschap over misdaden, want het algemene belang is een hoog belang. En onze media speelt daar een belangrijke rol in. Gek eigenlijk dat in de leerstelling van de trias politica eigenlijk de media (en de burger) niet worden genoemd, wat aangeeft dat deze leerstelling wel als exemplaar hoe er in een machtsevenwicht beter het algemeen belang wordt gediend dan in die van onbeperkte macht, maar voor de huidige tijd volstrekt gedateerd is. Vooral nu de scheiding van de wetgevende en uitvoerende macht eigenlijk steeds meer ongescheiden optreedt (door de media?), we hebben in Nederland niet pakweg 15 ministers, maar meer dan 150, want alle tweede kamer leden vinden het belangrijk om voor hun eigen persoonlijke glorie mee te regeren. En ook de rechtspraak steeds vaker en explicieter op de stoel van de wetgever gaat zitten. Maar goed dat is een onderwerp voor een andere keer.

Want wat ik hier wil bespreken is de definitie van Media en hun rol in een moderne internet maatschappij.

De Standaard was een vertegenwoordiger van een "zuil" uit de vorige eeuw

Want het grote verschil tussen pakweg honderd jaar geleden, toen in Nederland veel (staatkundige) vernieuwen gestalte kregen in wetgeving en nu is, het verschil van de invloed van de Media. Media was toen alleen kranten, (opiniërende) tijdschriften, en pamfletten.  Even later kwam de radio en een halve eeuw later de televisie. Het gebruik van deze media vereiste veel geld, was kostbaar en daardoor voor de meeste mensen onbereikbaar. Daardoor was de toegang, als je niet zelf een drukker vond om je pamflet met je mening te laten produceren (en dan: hoe distribueren we het?), waren de media in bezit en werden gecontroleerd door maar een hele kleine groep mensen. Deze mensen waren natuurlijk verbonden aan de grote maatschappelijke stromingen. Als lid van z’n stroming (zuil noemen we dat in Nederland) was je fan van je eigen media.Paste je niet in zo’n stroming was je feitelijk monddood. In die situatie hebben wij regels gemaakt over vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, en de ethiek van de media. Voornamelijk zelf ethiek en vooral ingegeven dat enige opgelegde zelfbeperking voor iedere maatschappelijke stroming in ieder geval jou stroming ook behoede voor de onaangename kanten van het publiceren van ongewenste meningen door de “ander”. Daarenboven hadden bestuurders nog langer tenen dan vandaag de dag en moest natuurlijk die pers wel aan banden worden gelegd als het te persoonlijk werd. In zo’n situatie hadden alle stromingen met hun media belang om hun media in algemene termen te beschermen tegen de overheid. De media, zie ook de wijze waarop wij oorspronkelijk met de verenigingen de Publieke omroepen hebben georganiseerd, hebben toen die media als maatschappelijk van groot belang (voor de veelzijdigheid van de democratie, feitelijk dus vooral bescherming van de eigen politieke en geestelijke stroming) op een voetstuk gehesen. Toen nuttig, nu ouderwets.

Want die situatie is fundamenteel veranderd met de komst van het internet en de opkomst van “User Generated Content” en Sociale Media. Daar waar honderd jaar geleden het publiceren van meningen, teksten, foto,s, video,s nog aan enkele (vermogende) partijen was voorbehouden, is letterlijk nu iedereen, vrijwel gratis, in staat om ogenblikkelijk van alles en nog wat te openbaar te maken, te publiceren en wereldwijd te verspreiden. Het moge duidelijk zijn dat de oude regels van media hierop gewoonweg niet meer van toepassing kunnen zijn. Iedereen is zijn eigen uitgever, de vrijheids van meningsuiting kent zijn ultieme eindstadium (voor iedereen!), en wat blijkt dat er – naast de nodige bagger – ook veel niet professionele journalisten, redacteuren, nieuwsjagers, fotografen, opinie-schrijvers, filmers, TV-makers, musici blijken te bestaan (we noemen ze bloggers!) en er dus geen enkele reden is om (a) de oude, nog steeds bestaande media, wettelijk op het voetstuk van maatschappelijke relevantie te plaatsen, en (b) de professionele vertegenwoordigers van deze media als de enige die bepaalde voorrechten te laten toekomen (bron bescherming, redactie statuten, subsidies, toegang tot bepaalde overheidsbronnen en bestuurders).

Als we al wetten moeten maken over de media zullen die moeten gaan over het fundamentele principe dat (a) de overheid nooit welke media direct of indirect subsidieert, dus weg met de publieke omroepen, geen geld naar lokale omroepen, geen bedrijfsfondsen voor de pers, e.d., en (b) weg met elke vorm van (inhoudelijke) controle en zeggenschap op de media door de overheid (dus weg met het huidige Commissariaat voor de Media, weg met de kabelcommissies in gemeenten, geen wetgeving over bronbescherming en andere voorrechten voor een kleine groep burgers (want wie ga beoordelen dat men tot de groep van bevoorrechten behoord? Juist ja , die overheid weer!).

Alleen dan zal de overheid voldoen aan een belangrijk grondbeginsel van een moderne democratische staat: geen discriminatie van bepaalde bevoordeelde beroepsgroepen uitgevers, journalisten, auteurs, e.d.) ten opzicht van andere beroepsgroepen en burgers. het zal de openheid (gebruik en toegang) van Internet zijn, die er zelf voor gaat zorgen dat kwaliteit zal komen bovendrijven en relevante meningen en opvattingen aanhangers krijgt.

Louis Couperus: Brieven van den Nutteloozen Toeschouwer (1914)

In augustus 1914 bevond onze schrijver Louis Couperus zich in München toen de eerste wereld oorlog uitbarstte: de meest nutteloze van alle nutteloze oorlogen. Couperus ging toen brieven schrijven over wat hij voelde en meldde dat hij slechts een nutteloze toeschouwer was. Zoals wij allemaal als het gaat om grote gebeurtenissen waar wij als burgers geen invloed op hebben gehad of mogen hebben. De hoge heren beslissen wel wat goed voor ons is; en ze bedoelen wat goed voor hen is. Dat is de stemming waarin ik mijn tegendraadse artikelen over politieke onderwerpen steeds schrijf.


Andere berichten