In Nederland met de SER, centrale akkoorden, verbindend verklaring van WAO e.d. heeft de politieke elite vooral de vakbonden, maar ook de ondernemers een rol gegeven in de politieke besluitvorming die nergens op slaat. Het zijn de laatste resten van het corporatisme die vanuit met name de kerken, en dus christelijke partijen (KVP én AR: autonoom binnen de eigen groep; en wij bepalen wel wie in welke groep hoort!) lang op de politieke agenda heeft gestaan: niet one-man-one-vote, maar het samenwerken van in de maatschappij grote en belangrijke groepen, met het liefste een staatsrechtelijke status, zoals het landbouwschap, is een soort van standen-democratie die lang populair is geweest. Laten we niet denken dat met de grondwet van Thorbecke iedereen van de oude standen zich aan de nieuwe situatie van volksdemocatie heeft overgegeven. Dat merkwaardige overleg tussen werkgevers en werknemers is daar nog steeds een rechtstreeks gevolg van, en doordat de politici, de volksvertegenwoordigers in de Tweede Kamer (de eerste kamer heeft GEEN volksvertegenwoordigers overigens; ook een overblijfsel van de oude standen maatschappij!) gebeurt er iets heel merkwaardigers: je hebt twee soorten Nederlanders: diegene die zich niet hebben aangesloten aan de werkgevers en werknemers groepen, die we als hun vertegenwoordigers hebben erkent, en diegene die dat wel doen. Voor die laatste geldt dat ze een dubbele stem hebben: naast het feit dat ze zoals iedere Nederlander hun stem kunnen geven aan tweede Kamer leden, geeft de politieke elite extra zeggenschap aan die georganiseerde leden. Hoe is het toch mogelijk om te denken dat bijvoorbeeld werknemers apart hun stem moeten laten horen, terwijl die stemmen gewoon in de Tweede kamer vertegenwoordigd zijn. Lees verder “Vakbonden en Werkgevers AOW akkoord: namens wie spreekt u eigenlijk?”